Zonder verzoening geen toekomst - Helene Bos




Helene Bos | 'Serving the Nations'                                                        
Almere, juni 2012                                                                      

In de tachtiger jaren van de vorige eeuw vestigde de Heer in veel Europese landen de aandacht van voorbidders, onafhankelijk van elkaar, op zonden die hun landen in het verdere en niet zo verre verleden begaan hebben, en waarover geen schuld beleden was. Hij bepaalde hen er ook bij, door zijn Woord, dat deze zonden, wanneer ze niet beleden worden, Gods toorn en oordeel over hun land zouden brengen. Ook in ons land zijn in die jaren en daarna een aantal mensen daarbij bepaald. Wijzelf, mijn man Pieter en ik, zijn daar in 1986 met de neus op gedrukt. Zonder het zelf te zoeken zijn we vanaf dat jaar keer op keer bepaald bij gebeurtenissen en ontwikkelingen waarover schuld beleden moest worden en waarover ons land Gods vergeving moet vragen. Ondanks het cynisme in sommige media over de “sorry-cultuur” begint onder Christenen toch het besef dat we ons moeten verootmoedigen voor nationale zonden uit het verleden (en heden) die voorouders begaan hebben langzaam door te dringen. In de wereld gaat dat nog langzamer, maar er zijn wel tekenen van hoop. Hoewel de ontwikkeling in Nederland in dit opzicht helaas traag gaat.

In samenhang met deze schuldbelijdenissen mag het onderwerp “restitutie” niet bij voortduur onbesproken blijven. Maar de regeringen van landen waarin over schuld uit het verleden al meer publiekelijk gesproken wordt zijn, begrijpelijk, huiverig voor de mogelijke financiële claims. In dit artikel laten we dit onderwerp, dit gezegd zijnde, verder buiten bespreking. Wanneer voorbidders in de bres gaan staan voor verootmoediging over situaties die ze terecht uit de Bijbel als zonde begrijpen, kan er geestelijk ruimte ontstaan om erover na te denken, bij kerkelijke leiders, en ook overheidsfiguren.

Verootmoediging, schuldbelijdenis over zonden in het verleden, veraf of dichtbij, moet daarom beginnen bij het “Huis Gods”. Wanneer dat deze verantwoordelijkheid, bewust, niet op zich neemt of, wat helaas nog regelmatig gebeurt, er uit onwetendheid de draak mee steekt, kan dat een reden zijn dat ook het oordeel begint bij het Huis Gods. 

§1 Kunnen we het verleden niet gewoon achter ons laten?
Regelmatig wordt deze vraag gesteld. Het antwoord is : nee, dat kunnen we niet en mogen we niet. Onze zonden brengen scheiding teweeg tussen God en ons. In t.t. misdrijven die kunnen verjaren verjaren zonden in Gods rechtvaardigheidsopvatting niet. Die moeten aan Hem beleden worden, en dan wil God vergeven. Maar zolang ze niet beleden en vergeven zijn kan God ons niet horen, en ons niet te hulp komen. Lees Jesaja 59:1,2: “De arm van de HEER is niet te kort om te redden, zijn gehoor niet te zwak om te luisteren. Jullie wangedrag is het dat jullie en je God uit elkaar heeft gedreven; door jullie zonden houdt hij zich verborgen en wil hij je niet meer horen”. Dat geldt voor onze individuele “wangedragingen”, zonden, maar niet minder voor corporatieve. (n.b. dat is niet hetzelfde als collectief). Wanneer wij weigeren zonden, waarvan we ons bewust geworden zijn, te belijden, worden ze niet vergeven. Dat is bloedernstig. 

Hoe gaan we hier dan mee om, wat onderwijst de HEER zelf ons hierover?

God bedoelde dat we zullen leven in relatie
- met Hem,
- met medemensen 
- met de schepping en 
- met onszelf (in innerlijke harmonie). 

Maar de zonde kwam in de wereld en we raakten vervreemd van God, de medemens, de schepping en onszelf. De zonde tastte al deze relaties aan. Dit is van mens op mens doorgegaan. Gods antwoord hierop was dat deze zondemacht verbroken zou worden, en dat er verzoening zou komen. Zijn Zoon kwam in deze wereld en nam deze taak op zich. Jezus is het lam, dat geslacht is van voor de grondlegging van de wereld. Voor de zonden van alle mensen. Johannes 3:16, 17: “Want God had de wereld zo lief dat hij zijn enige Zoon heeft gegeven, opdat iedereen die in hem gelooft niet verloren gaat, maar eeuwig leven heeft. God heeft zijn Zoon niet naar de wereld gestuurd om een oordeel over haar te vellen, maar om de wereld door hem te redden”. Na de zondeval is er verzoening nodig. Voor elk van de genoemde verbanden. Daar voor is Jezus gekomen. Hij heeft ons de verlossing gebracht, de vergeving van onze zonden, Kol. 1:14. “ …in hem heeft heel de volheid (van God) willen wonen en door hem en voor hem alles met zich willen verzoenen, alles op aarde en alles in de hemel, door vrede te brengen met zijn bloed aan het kruis.”, Kol. 1:19,20. In de brief aan de Hebreeën lezen we, 9:22: “zonder bloedstorting geschiedt er geen vergeving”. 

Ook in het leven van ieder mens is verzoening nodig, voor/in elk van deze verbanden. Wanneer die niet tot stand komt treedt er desintegratie op. In de, onverzoende, relatie, maar ook in de mens zelf. We raken dan ook steeds meer verwijderd van Gods bedoeling met ons, en van de bestemming die Hij voor ons heeft. Dat geldt ook voor een stad of een land als geheel.

De breuk in de relatie met God, door de zondeval, luidde in feite het einde van het leven in en het begin van onze dood. “Leven” is het kennen van God en van Jezus die hij gezonden heeft. Het gescheiden van God zijn noemt God zelf “in de dood liggen”. De desintegratie, ontbinding van de mens en de schepping zijn deel daarvan. Ik geloof persoonlijk dat als God niet al van tevoren een reddingsplan klaar had gehad en dat direct in werking had gezet toen Adam en Eva gezondigd hadden, de hele schepping en misschien ook wel het universum vanaf toen uiteengevallen zou zijn. “Allen hebben gezondigd en derven de heerlijkheid Gods, en worden om niet gerechtvaardigd uit zijn genade, door de verlossing in Christus Jezus”, Romeinen 3:23. Om verzoend te worden met God is een voorwaarde dat we onze ongerechtigheid, die scheiding maakt tussen God en ons, belijden, daar vergeving voor vragen en die ontvangen. Schuld belijden gaat vooraf aan verzoening. De diepste verzoening die we allemaal nodig hebben en die de basis is voor elke effectieve andere verzoening is de verzoening met God zelf. Vanuit die verzoening mogen we, na schuldbelijdenis, verzoening ontvangen in de andere relaties waarin verzoening noodzakelijk is. Dan kan ook de desintegratie een halt toegeroepen worden.

§2 Wanneer we geen schuld belijden treedt desintegratie op.

In Leviticus 26 zegt God toe dat en hoe Hij hen overvloedig zal zegenen als ze zijn geboden en inzettingen zullen volgen. Bij die geboden hoorde ook het schuld belijden met schuldoffers. De Heer bouwde de conditie voor zegen a.h.w. al in. Er hoorde ook schadevergoeding bij wanneer iemand een ander, bewust of onoplettend, schade toegebracht had. Regelmatig geeft God ook aan dat diverse vormen van rampen zullen volgen wanneer ze zijn geboden negeren of er tegen ingaan Lev. 26 en Deut. 28. De zegeningen of vloeken waarover we daar lezen hebben betrekking op het volk Israël zowel als op de individuele leden van het volk.

Bij ongehoorzaamheid krijgt de boze gelegenheid tegen ons in te gaan zonder dat de Heer beschermt. Hij krijgt “een voet” in onszelf. Veel zonden geven ook openingen voor boze geesten om binnen te komen. En ze geven de boze ruimte om anderen tegen ons op te zetten. Bijvoorbeeld lezen we in 2 Kronieken 25:27 dat vanaf de tijd dat Amasia afweek van de Heer men te Jeruzalem een samenzwering tegen hem smeedde. Dit overkwam ook andere koningen van Juda die de Heer niet volgden. 

De gevolgen van ongehoorzaamheid gebeuren volgens een geestelijke wetmatigheid. Als je uit de boot stapt wordt je nat. Gehoorzaamheid brengt zegen, ongehoorzaamheid brengt moeite, vloek. Er komen rampen, de desintegratie begint, of zet door. De wet van de zwaartekracht werkt, ook wanneer je er niet in gelooft. In Johannes 16:8-11 lezen we dat Jezus over de heilige Geest zegt :”En als Hij komt zal hij de wereld overtuigen van zonde en van gerechtigheid en van oordeel”. Niet de zondige mens maar God in zijn heiligheid bepaalt wat gerechtigheid is. En bij hem moet op zonde noodzakelijk oordeel volgen. Zeg maar: na zonde moet ter wille van de gerechtigheid een oordeel de zaak van de gerechtigheid in evenwicht brengen. Dat zien we ook bij de straffen in het Oude Testament: tenzij er schuld beleden wordt zijn na overtredingen straffen nodig om de gerechtigheid te vervullen. (Terwijl als iemand schade heeft geleden door een ander die laatste naast schuldbelijdenis tegen het slachtoffer en tegen God ook schadevergoeding moet geven).

In het eerder aangegeven Leviticus 26 zegt God in vers 40 toe: ”maar belijden zij hun ongerechtigheid en die van hun vaderen, in de ontrouw waarmee zij tegen Mij ontrouw zijn geweest of vernedert zich dan hun onbesneden hart en boeten zij dan hun ongerechtigheid, dan zal Ik mijn verbond met Jakob gedenken; ook mijn verbond met Isaac en ook mijn verbond met Abraham zal ik gedenken, en Ik zal het land gedenken”. Een nieuwtestamentische parallel vinden we in 1Joh.1:9 dat wanneer wij gezondigd hebben en onze zonde belijden, hij “getrouw en rechtvaardig is om ons de zonden te vergeven en te reinigen van alle ongerechtigheid”. 

§3 Zonden in het verleden, veraf of dichtbij, waarover we ons moeten verootmoedigen, en schuld moeten belijden.
Waar hebben we het over? Wat moeten we ons daarbij voorstellen?
Al de volken waren, zolang ze nog niet het evangelie gehoord hadden en daar gehoor aan hadden gegeven, heidenen met heidense gebruiken. Die gebruiken komen we dan ook regelmatig tegen wanneer we ons enigszins in de geschiedenis van ons eigen land verdiepen. Naast die gebruiken, die met de afgoderij van onze voorouders samenhing, komen we ook sporen van onrecht tegen.

Misschien niet volgens de normen van die tijd maar wel gezien tegen de normen van Gods woord. Bij de zaken die ik in deze § vermeld is het ook goed ons te realiseren dat niet iedereen of iedere voorbidder wordt geroepen over alles waar we over horen of over lezen schuld te belijden. Het is belangrijk dat we de Heer vragen of wij het moeten doen. Het kan ook zijn dat er genoeg over gebeden is, en dat we het niet allemaal over hoeven te doen. Ik denk ook dat we de schuldbelijdenis over gecompliceerde zaken dikwijls beter overlaten aan voorbidders die zich er serieus in verdiept hebben. Bij dit alles kan de Heer plotseling openbaring geven, maar dan nog moeten we oppassen te impulsief te zijn. Wanneer we vermoeden dat we op sporen van onrecht gestoten zijn, bijvoorbeeld van veenmoorden, is het goed dat over die geschiedenis wel gebeden wordt zodat die afgoderij en de gebeurtenissen, ook al blijven ze vaag, niet geheel in het duister blijven. Wanneer we heidense gebruiken herkennen, weten we dat er sprake was van afgoderij. Er waren bloedige twisten in delen van ons land. Welke zonden hebben de deelnemers aan de kruistochten begaan?

In een aantal plaatsen in ons land hebben voorbidders in de afgelopen jaren schuld beleden over zaken waar ze mee geconfronteerd zijn geworden, maar waarover ze maar weinig informatie konden vinden. Maar wanneer er restanten van een Romeinse tempel gevonden worden weet je dat er in dat gebied afgoderij was. Met de duisternis die die afgoderij meebracht. Dat begrijpen we ook wanneer er stukken van afgodsbeelden gevonden worden. We mogen tegen de Heer belijden dat op die plekken niet zijn naam, maar die van de boze geëerd is, en we mogen dat in het licht brengen, ook al weten we geen of heel weinig details. Ik geloof dat de Heer dat accepteert en we mogen vragen of het licht van het evangelie daar mag doordringen. Hij weet dat we dikwijls niet meer kunnen doen, maar dat we het verlangen hebben de ongerechtigheid uit het verleden in het licht te brengen, omdat Hij een heilige God is. Wanneer we echter merken dat de heidense gebruiken nog steeds doorgaan of weer “in ere hersteld” worden onder de noemer “folklore” verandert dat toch wel de inhoud van onze voorbeden. Wanneer in Archeon de “goden aanbeden worden zoals onze voorouders dat deden”dan vereren we opnieuw afgoden. Het interesseert de boze niet onder welke toeristische trekpleister het gebeurt, het geeft hem toegang tot zo’n plek , en tot de mensen die zich erin laten betrekken. Het opnieuw bouwen van een tempel voor de Germaanse godin Nehellennia, en de straten, scholen, boulevard in een hele wijk naar haar vernoemen is dan opnieuw een vorm van verering. Dan hebben we toch te maken met een terugkeer naar een , weliswaar verslapt, maar toch, heidendom. We maken in ons land keuzes t.a.v. oud of nieuw heidendom waarvan we de consequenties toch zullen ervaren. Het is belangrijk dat we over deze zaken identificerend schuld belijden. Maar het is vooral belangrijk te bidden dat het stopt. Anders is het “dweilen met de kraan open”.

Wanneer we dichterbij komen in de geschiedenis dan stuiten we op veel meer zaken die niet goed waren en waarover we wel kunnen lezen of onderzoek kunnen doen. Wanneer we duidelijk bepaald worden bij een bepaalde zaak is het belangrijk dat we proberen relevante informatie te vinden want anders nemen we God niet serieus in onze schuldbelijdenis. Voorbeelden hiervan zijn de Holland-Friesland-oorlogen, de Hoekse en de Kabeljauwse twisten, de visserijoorlogen.

Nog dichterbij in de geschiedenis zien we dat in de tijd dat Amsterdam opkomt als wereldstad het stadsbestuur piratenvloten uitstuurt. Het subsidieerde en ondersteunde de Oost-Indische (1602) en de West-Indische compagnie (1621), met hun monopolie-oorlogen, invasies en slavenhandel (zie: www.verzoeningscoalitie.nl en www.servingthenations.org)

De WIC dreef handel met de Native Americans, ja, maar behandelde hen niet zelden op een zeer onrechtvaardige manier. De “wreedheid” van de “indianen” werd dikwijls veroorzaakt door moorden van de Hollanders, resp. hun huurlingen. In Zuid Afrika nam de VOC van de Koi, een stam die met hun vee door de millennia heen van noord naar zuid Afrika getrokken was en leefde van hun vee, het vee af en maakte hen tot slaven.

Een voorschrift van de VOC was dat heidenen geëvangeliseerd moesten worden, en wanneer ze “Christen” werden (what’s in a word?) vrijgelaten moesten worden. Daarom werden (gevangen) moslims uit Indonesië en Maleisië naar Zuid Afrika gebracht. Die hadden al een “religie”, hoefden dus niet geëvangeliseerd te worden en, dus, ook niet vrijgelaten. Welke god werd hier gediend, de Here God of mammon? En zo kwam de islam in Zuid-Afrika.

In Oost-India was de VOC de hoofdimporteur van meisjes voor de prostitutie.
De Pernambuccanen in Brazilië vinden dat de Hollanders hen beter behandelden dan de Portugezen maar de Hollanders voerden er wel een invasie uit en begonnen hen te koloniseren.
Japan gaf de Hollanders handelsrechten toen die bereid waren daarvoor de Christenen op Decima uit te roeien. Op hun beurt hebben in de 17e eeuw de Hollanders Japanners ingehuurd om de inwoners van de Banda- eilanden om te brengen.

Nederland was een belangrijke speler t.t.v. de Berlijn-Congo conferentie in 1884. Daar werd onderhandeld welke gebieden de 12 deelnemende Europese landen, plus de VS en Turkije, zich na afloop van de conferentie als kolonie zouden toeëigenen. Er was geen Afrikaan bij aanwezig. Afrika werd verdeeld, een continent “verkracht”. Nederland had daar geen kolonie maar wel ongeveer 50 handelsposten, die aan de bevolking rondom die posten eisen stelden welke produkten ze moesten leveren aan de Nederlanders. Daardoor werd in die gebieden de oude infrastruktuur grondig verwoest. Is dat schuld?

In 2005 hebben gebedsleiders uit al die aan de Berlijn-Congo conferentie deelnemende landen de conferentie “overgedaan” maar nu met veel Afrikanen erbij. Daarna zijn we, als team, naar diverse landen in Afrika gegaan om ter plekke schuld te belijden en vergeving te vragen voor wangedrag van de betreffende Europese mogendheid. Ten overstaan van ministers en vicepresidenten, kerkelijke leiders en stamoudsten. We lieten het aan de Afrikanen over om over hun mogelijke aandeel in de moeiten te spreken. Uit de reacties bleek: deze schuldbelijdenissen waren waar ze jaren op gehoopt hadden en naar uitgezien hadden. De meeste teamleden uit de verschillende Europese landen hebben in hun eigen land hierover gerapporteerd aan hun regeringen. Wij hebben een rapport gestuurd naar H.M. de koningin, de premiers en ministers van buitenlandse Zaken. Sommigen bedankten vriendelijk voor de informatie.

Nederland was laat met het afschaffen van de slavernij. Toen de slaven in Suriname vrijgelaten werden waren er nieuwe werkers op de plantages nodig. Nederland heeft toen kansarme Indonesiërs gerekruteerd en hen als “contractarbeiders naar “de overkant” gebracht. Ze wisten niet dat “de overkant” Suriname was. Zowel het rekruteren, overbrengen, tewerk stellen en behandelen na afloop van hun contract gebeurde op een schandalige manier. Een rapport van een controleur dat de slechte behandeling uit de doeken deed mocht niet bekend worden. In 1939 kwam er een einde aan deze ongerechtigheid, maar niet aan de ellende voor de slachtoffers. Recent is er gesproken over een project om beide kanten van de oorlogen tussen Nederland en Indonesië, nadat dat land de onafhankelijkheid had uitgeroepen, samen te onderzoeken.

Er zijn veel, heel veel meer zaken uit de geschiedenis waarin Holland/Nederland onrecht heeft gepleegd, gezondigd heeft. Ik heb hierboven in een paar grote lijnen een soort indruk daarvan proberen te geven. Daarbij ging het over beslissingen die van nationale aard waren. Er waren autoriteiten bij betrokken, overheden. Over elk van die zaken zijn boeken geschreven of nog te schrijven. Veel gebeurtenissen heb ik niet vermeld, maar in een aantal gevallen is er door voorbidders wel over gebeden, dikwijls ook ter plekke. Wanneer we schuld hebben beleden over een gebeurtenis komt daaronder nogal eens een andere gebeurtenis aan het licht, en dan daaronder weer een. Laag na laag, we worden ermee geconfronteerd dat we deel uitmaken van een land dat veel vergeving nodig heeft.

In elk van die zaken hebben ook individuele personen beslissingen genomen, handelingen verricht. Die heb ik hier buiten beschouwing gelaten, daar zullen ze ooit zelf verantwoording voor af moeten leggen. Maar ze hebben wel Gods naam er smaad door laten lijden, en andere mensen er diep door beschadigd. Tijdens reizen naar volken waar wij, en/of andere voorbidders schuld mochten belijden en om vergeving mochten vragen hebben we gemerkt hoeveel dit voor de mensen daar betekende. Om eindelijk te horen: dat had nooit mogen gebeuren! Eindelijk mensen die het een keer kwamen zeggen. 

Twee categorieën van onrecht moeten hier nog wel aangestipt worden: sociale zonden en kerkelijke zonden. In een land dat “calvinistisch” was is het recht en de gerechtigheid ten opzichte van de behoeftigen, de arme, de weduwe en de wees, dichtbij en veraf, vaak ver te zoeken geweest. Ik noem hier de kinderarbeid in verschillende perioden, bijv. in de tijd van de industrialisatie. (Deze zonden worden ten onrechte aan de “calvinistische” levenshouding toegeschreven.)

De kerkelijke zonden zijn een verdriet apart. Er is op onze bodem bloed vergoten , bijv. door rooms katholieken, maar ook door de “protestanten “, en door Contraremonstranten. Er is vervolging geweest, o.a. van de Anabaptisten. Er zijn ook veel typisch Nederlandse kerkscheidingen geweest op al of niet vermeende theologische gronden. Ook in onze tijd wordt er veel bloed vergoten. Het aantal moorden is groot. Door abortus is ons land zeer schuldig. De wetgever die de wet opstelde, de regering en het parlement die de wet toestonden, de artsen die meisjes/vrouwen voor abortus doorverwezen en anderen die de abortussen uitvoeren, de vrouwen die er om vragen, de “verwekker” die het (niet altijd, maar dikwijls wel) wil/eist, de ouders van het meisje die erop aandringen, de vriendinnen die “het ook zouden doen”, een bevolking die het een achterhaalde discussie vindt. Er ligt daardoor een bedekking van bloedschuld over ons land. Was de oranjehype misschien nieuwe afgoderij? Ik hoop dat het door de vermelding van al deze zaken duidelijk is dat we ons, wanneer we ernaar verlangen dat we naar eenheid toegroeien, ons ook moeten verootmoedigen voor het verleden dat we in zekere zin gemeenschappelijk hebben. Hoeveel zonde, schuld, onrecht is er in ons land gebeurd? Hoe erg hebben we de Here God gegriefd ? Hoeveel voet heeft de boze gekregen, in het land, in kerkelijke gemeenschappen, in families, in ons eigen hart?

Is het eerder genoemde woord van Jesaja, hoofdstuk 59:1,2: “De arm van de HEER is niet te kort om te redden, zijn gehoor niet te zwak om te luisteren. Jullie wangedrag is het dat jullie en je God uit elkaar heeft gedreven; door jullie zonden houdt hij zich verborgen en wil hij je niet meer horen” niet heel erg relevant? 

§4 Maar moeten wij schuld belijden voor de zonden van ons land die wij niet zelf begaan hebben? Deze vraag, ook als tegenwerping, komen we dikwijls tegen wanneer we spreken over de noodzaak van schuld belijden voor de zonden van het land.

Toen Jezus in de laatste periode van zijn optreden op aarde de Schriftgeleerden en farizeeën confronteerde met hun gedrag zei hij , Mattheüs 23: 35 :”Al het onschuldige bloed dat op aarde is vergoten zal jullie worden aangerekend, vanaf het bloed van Abel, de rechtvaardige, tot het bloed van Zecharja, de zoon van Berechja, die jullie vermoord hebben tussen het heiligdom en het brandofferaltaar. Ik verzeker jullie: op deze generatie zal dit alles neerkomen”. 

Abel werd, in het begin van de geschiedenis, door Kain vermoord. Hoe lang was dat geleden? En Zecharja werd op bevel van koning Joas vermoord, die leefde ongeveer 800 jaar voor de farizeeën en schriftgeleerden tegen wie Jezus sprak, en die hij het toerekende. Dit leert ons dat we de schulden van het volk waartoe we behoren niet kunnen negeren omdat wij ze niet zelf begaan hebben. Leviticus 26: 40 onderwijst het volk Israël dat ze identificerend schuld mogen/moeten belijden voor hun familie, en hun volk. Als zeer individualistische westerse mensen begrijpen we dat niet goed. Volken die veel meer corporatief denken begrijpen dat heel goed. En God geeft aan dat Hij ook zo denkt. God is niet veranderd, en de grondslagen van Zijn gerechtigheid zijn niet veranderd. Daar moeten wij van leren.

In 2 Kronieken 7:14 geeft de Heer een belofte aan Salomo : “Wanneer het volk waarover Gods naam is uitgeroepen zich verootmoedigt, bidt, Gods aangezicht zoekt en zich bekeert dan zal God uit de hemel horen, hun zonden vergeven en hun land herstellen”. Daniël wist dit en benaderde God hiermee, Daniël 9:4-19. Als gelovigen, die in Jezus Christus behoren tot “het volk waarover Gods naam is uitgeroepen” mogen we ons er van bewust zijn dat ook wij “een uitverkoren geslacht zijn, een koninkrijk van priesters”, 1Petrus 2:9. Als zodanig zijn we ook geroepen om ons te verootmoedigen over de zonden van ons voorgeslacht, ons land, ons volk. In §2 hebben we gezien dat God ons in het Nieuwe Testament ook de belofte geeft, in 1Johannes 1:9, dat wanneer wij gezondigd hebben en onze zonden belijden, hij getrouw en rechtvaardig is om ons de zonden te vergeven en te reinigen van alle ongerechtigheid. De voorwaarde is wel dat we onze zonden belijden. In de Bijbel zien we dat die rol van priester-zijn bedoeld is voor allen die in Jezus Christus nieuw geboren zijn. Wanneer we in die roeping/opdracht gaan staan functioneren we als voorbidder. 

§5 Verzoening als basis van voorbede 
Voorbede betekent: bemiddelen, tussenbeide komen. Een bemiddelaar bemiddelt tussen twee partijen. En hij vertegenwoordigt ze beide tegenover elkaar. Mozes kreeg de opdracht te bemiddelen tussen God en het volk Israël, Exodus 18:20.

Jezus is de volkomen middelaar van het Nieuwe Verbond. Hij vertegenwoordigt God bij de mensen, maar hij vertegenwoordigt ook de mensen bij God. Ook hebben we Jezus nodig om tussen Satan en ons in te staan, en ons van de boze los te maken. Het middelaarschap van Christus tussen Satan en ons scheidt ons van diens heerschappij, maar door Jezus plaatsvervangend sterven op het kruis kon Hij ons verenigen met God. Met God die ons in Christus met zichzelf verzoent.

Het bemiddelende werk van Christus is volbracht. Dat is onze troost, onze hoop en de basis van onze voorbede. Die moet liggen in het verlengde van Jezus’ verzoenend werk. Er is geen andere bemiddeling aanvaardbaar voor God. De prijs die Jezus betaalde voor die verzoening was ook de prijs die God betaalde toen Hij zijn zoon daarvoor gaf. Dat houdt in dat we geen speelruimte hebben ten aanzien van Gods heiligheid. Wanneer we daar niet van doordrongen zijn, kunnen we geen voorbede doen.

God verweet, door Ezechiël, dat ze niet op de bressen zijn gaan staan en geen muur opgetrokken hebben om het huis Israëls, opdat het op de dag des Heren zou kunnen standhouden in de strijd, Ezech. 13:5. Zonder die muur heeft het huis Israëls geen enkele kans. Zonder die muur heeft in onze tijd ook ons land geen enkele kans. Uit een boek als Amos zien we dat God ook aan de andere volken eisen van gerechtigheid en zorg aanlegt. God geeft redenen aan waarom Hij het oordeel over hen zal voltrekken. Dat zijn eisen en redenen die voor ieder volk gelden, ook voor Nederland, vroeger en nu. Gods eisen van gerechtigheid zijn niet veranderd. En Nederland moet zich afvragen: hoe is het met ons? Hoe hebben wij het gedaan?

De gerechtigheid moet vervuld worden. Daarom pleit de voorbidder als het ware ook over juridische situaties. Vanwege onze nationale onbeleden zonden kunnen we niet anders dan oordeel verwachten, en heeft de boze grote toegang tot ons land. Zonder schuldbelijdenis gaat het proces van ontbinding door.

Het erkennen dat we als land gezondigd hebben tegen Gods heiligheid en rechtvaardigheid is de motivatie van de voorbidder om schuld te belijden. 
Verzoening met God in Christus brengt herstel, cohesie, samenhang.
Deze verzoening is de basis om ook tot verzoening te komen met de medemens, in zekere mate met de schepping en ook met onszelf. Daar is meer over te zeggen, maar in dit artikel bepalen we ons tot de verzoening met God en met medemensen. 

Aan verzoening zitten de tijdsaspecten van het verleden en de toekomst. Wanneer er geen schuld beleden wordt over zonden, van kort of langgeleden, en dat verleden niet bedekt wordt door het bloed van Jezus, en zonder bloedstorting is er geen vergeving, dan wordt de toekomst hopeloos.

Wanneer we de basis voor vergeving negeren trekt God zijn zorg terug. De cohesie verdwijnt. In ons eigen leven, in ons gezin, in de kerk, in een gemeenschap, in een land. De desintegratie gaat door. We ervaren die desintegratie, maar kunnen die vaak niet duiden. Wanneer we echter “terugredeneren” volgens de aangegeven lijnen geeft dat naast verdriet ook helderheid. We gaan dan ook onze verantwoordelijkheid erkennen: naar het kruis toegaan. Daar is onze hoop. In Ezechiël 22: 30 lezen we Gods klacht dat hij zocht naar een man die voor het land in de bres ging staan, maar dat hij niet zo iemand had gevonden. Ook een profeet als Ezechiël kon niet in de bres van Gods toorn staan, zodat het land niet vernietigd hoefde te worden. Later kwam Jezus Christus, die was, zondeloos, de enige die het tot Gods genoegdoening mocht en deed. Daarom kunnen we alleen in Christus verzoening bepleiten. 

Ik hoop dat het duidelijk is dat we tegenover degenen die de ongerechtigheden van ons handelen ondergingen schuld dienen te belijden. Over ons eigen gedrag, wanneer we er zelf in betrokken waren. Over gedrag van voorouders of landgenoten wanneer de zonden in het verleden plaatsvonden. Dat kan niemand die nu leeft op eigen titel doen. Een ambassadeur van een land doet het namens de regering van zijn land. Zo’n wereldlijk mandaat hebben ( de meeste) voorbidders niet. Wedergeboren kinderen van God hebben wel het mandaat van de hoogste Koning, 1Petrus 2:9., en zo mogen we als ambassadeurs van verzoening functioneren. Wij en andere voorbidders uit ons land die geroepen zijn tot het zoeken van verzoening hebben steeds aan leiders in de gebedsbeweging gevraagd of ze achter ons wilden staan wanneer we in een land schuld gingen belijden voor het gedrag van ons land in het verleden. Of tegenover vertegenwoordigers van een land. Nadat we uitgenodigd waren om dat te doen, en nadat we, zo goed we konden, onderzoek hadden gedaan over wat er gebeurd is. Ook voorbidders uit andere landen gingen naar landen die zij moesten bezoeken met steun van de gebedsbeweging in hun land.

In enkele gevallen moesten we degenen die onrecht hadden ondergaan vragen ons te helpen. Degenen die de ongerechtigheid begaan vergeten dat snel. Zij lijden aan een soort van geheugenverlies. Degenen die het ondervonden vertellen de gebeurtenissen door van geslacht op geslacht. En de pijn, verontwaardiging, boosheid, bitterheid gaan ook door van geslacht op geslacht. Zij hebben het zo nodig dat beleden/erkend wordt: dat had nooit mogen gebeuren, en dat er vergeving gevraagd wordt. Het kan soms nodig zijn een aantal keren vergeving te vragen. Want de pijn en de boosheid, de bitterheid kunnen zo diep zitten.

Niet zelden vormen deze doorgegeven emoties ook een grote barrière tegen de aanvaarding van het evangelie. Gods Naam is dikwijls door de zonden van onze voorouders aangetast, tot een smaad. Daardoor wordt de schuld voor God ook nog groter.

Onze indruk is dat de Heer het thema van schuldbelijden voor je land in veel landen aan de orde stelt. Kan het er op duiden dat Hij graag wil dat landen hun schuld in het licht brengen en om vergeving vragen omdat de tijd dat Jezus zal terugkomen als rechter dichterbij komt? De wereld begrijpt dat niet, praat smadend over “sorry- cultuur”. Het lichaam van Christus wordt geroepen de geestelijke realiteit van (eigen maar ook van) nationale zonden onder ogen te zien. 

§6 Verzoening geeft ons een hoopvolle toekomst.
In het Hebreeuws worden daar verschillende woorden voor gebruikt. Eén betekenis heeft te maken met “gezamenlijk boetedoen”. Tegenover de Heer zelf en tegenover elkaar. God beschouwde de zonden die mensen elkaar aandeden als zonden tegenover hem. De hogepriester moest op de grote verzoendag offers brengen voor zijn eigen zonden en de zonden van het volk. Jezus is met zijn eigen bloed de hemelen doorgegaan en is binnengegaan in het Heiligdom in de hemel , waar hij voor ons een volkomen verlossing verwierf, Hebr. (9:11,12).

Het grondwoord van een ander woord dat we vertalen met “verzoening” wordt ook gebruikt in de zin van: afdekken, bedekken, bijv. met bitumen, asfalt. Dit is een prachtig beeld van wat “verzoening” bedoelt te zijn: er ligt een bedekking over iets, en je kunt daaronder niet meer graven. Zonde, schuld wordt afgedekt, bedekt, vergeven. Deze betekenis is ten diepste mogelijk op grond van het verzoenend werk van Christus. In het Grieks bestaat het woord “apokatallasso”. Dit geeft een troostende aanvulling: het betekent dat er een wederkerige verandering plaatsvindt.

En dat is het wonderlijke. Wanneer we die verzoening die door Christus is bewerkt in geloof aanvaarden verandert onze situatie. Van schuldig naar niet-meer schuldig. En, helemaal wonderlijk, God verandert ook ten aanzien van ons: in Christus mogen wij tot hem naderen, en kinderen Gods worden. Wanneer we leven vanuit de verzoening met God kunnen we ook in onze relaties met elkaar verzoend worden. Dan is er echte toekomst.

 Pieter & Helene Bos (Serving the Nations)

Actueel[toon alles]
Activiteiten[toon alles]