Wat is geloof? - Jan Willem Bakker





Inhoudsopgave                                  printen, opslaan, zenden


Bookmark and Share

A.  Inleiding


B.  Hoofdvormen van geloof:
  1. Reddend geloof, geloof in Gods beloften en ‘bergen verzettend geloof.
  2. De wortels van de boom: vertrouwen in God Zelf.
  3. Het belang van sterke en gezonde ‘wortels’.
  4. Geloof in Gods concrete beloften.
  5. Beloften aan ons persoonlijk.
  6. Belofte via profetie.
  7. Gelovig gebed en Gods beloften.
  8. Geloof vanuit Gods perspectief.

C.  Hoofdkenmerken van geloof:
  1. Geloof als speciaal ‘zintuig’.
  2. Geloof, verstand en gevoel.
  3. Rotsvastheid en volharding.
  4. Abraham als illustratie van geloof.

D.  Twijfel, ongeloof en klein geloof:
  1. Ongeloof en verharding.
  2. Godsdienstig ongeloof.
  3. Geloof en ongeloof is niet alleen een individuele keus.
  4. Twijfel.
  5. Twijfel is meer dan zwakte.

E.  De verschillende gradaties van geloof:
  1. Tussen klein geloof en groot geloof.
  2. Groot geloof is voor iedereen weggelegd.
  3. Geloof als gave van de Heilige Geest.
  4. Gegeven geloof als onderdeel van andere gaven.
  5. Hoe ontvangen wij deze gave van geloof?

F.  De loutering van geloof:
  1. De kwaliteit van ons geloof.
  2. Loutering en prioriteiten in ons geloofsleven.
  3. Loutering en versterking van het geloof.
  4. Loutering van vermenging met namaak geloof.
  5. Herstel na loutering.

G.  De groei van ons geloof:
  1. Geloof en een gezonde omgeving.
  2. Gods woord en beloften.
  3. Gebed en keuzes.

H.  Bolwerken die geloofsgroei belemmeren:

  1. Groeikracht en ongeloof.
  2. Teleurstelling en ontmoediging
  3. Ontevredenheid en dankbaarheid.
  4. Het bolwerk van bezorgdheid.
  5. Bezorgdheid is zonde.
  6. Overige belemmeringen van groei.

K.   Tot slot:
  1. Geloof en geestelijke strijd.
  2. Samenvatting.

A.  Inleiding

Geloof is het fundament voor onze redding en relatie met God. Geloof is dan ook onmisbaar voor ons geestelijk herstel na bekering, bevrijding, innerlijke genezing, en onmisbaar voor onze heiliging. In Zijn onderwijs stelt Jezus geloof als iets eenvoudigs voor.
Geloof is iets wat kinderen kunnen pakken en begrijpen. Toch blijken wij gelovigen in de praktijk diverse kanten van geloof eigenlijk best moeilijk te vinden. Dit gold ook al voor Jezus’ discipelen. Ook zij bleken regelmatig te worstelen met de eenvoud van het geloof.

Vele gelovigen hopen dat Gods kracht en heerlijkheid zich in de nabije toekomst heel sterk door ons heen zal openbaren. Dit is vooral nodig om ons land opnieuw met het evangelie te kunnen bereiken. Een grotere openbaring van Gods kracht en heerlijkheid door ons heen zal echter ook een sterke toename in ons geloof vereisen. Om deze redenen is het belangrijk om precies te weten wat geloof nu wel en niet inhoudt. Tevens dienen wij de manieren te kennen waarop ons geloof groeien kan. Ook is het van belang om de factoren te begrijpen die ons geloof belemmeren en onze groei remmen.

In dit artikel zal ik daarom een aantal hoofdelementen bespreken van geloof zoals wij dat in de bijbel terugvinden. Ik zal hierbij een onderscheid maken tussen geloof als basisvertrouwen, reddend geloof, geloof in Gods concrete beloften en geloof ‘dat bergen verzet’. Ik zal de hoofdkenmerken van geloof bespreken, en vervolgens ingaan op de vijanden van een groot geloof: twijfel, ongeloof, en klein geloof.

Daarna zullen ook de toetsing en loutering van ons geloof aan de orde komen. Daarna zet ik de manieren om ons geloof aan te wakkeren uiteen, en zal ik tot slot diverse belangrijke belemmeringen van ons geloof bespreken.

B.  Hoofdvormen van geloof

B1. Reddend geloof; geloof in Gods beloften en ‘bergen verzettend geloof’.

Geloof is enigszins te vergelijken met een boom. Het heeft verschillende takken, maar één stam en één stel wortels. Heel belangrijk is uiteraard het reddend geloof. Dit is het geloof in het offer van Jezus Christus door Zijn kruisdood, en het geloof in Zijn opstanding uit de dood. Het is het geloof zoals Johannes 3:16 weergeeft. Door dit geloof geloven wij dat onze zonden en rebellie tegen God vergeven zijn. Dit geloof stelt onze eeuwige redding veilig.

Dankzij dit reddend geloof zullen wij ook na de dood onder Gods zorg staan. En vanwege dit geloof zullen wij bij de terugkomst van Christus met een vernieuwd en verheerlijkt lichaam eeuwig met God leven. Dit reddend geloof zou je kunnen vergelijken met de stam van de boom.

Een andere vorm van geloof is het geloof in Gods concrete beloften voor ons leven. Dankzij dit geloof accepteren wij dat God ons leven leidt, voor ons zorgt en beschermt. Deze beloften gelden voor alle gelovigen, zonder ‘aanzien des persoons’. Je zou dit geloof in Gods beloften voor ons leven een hoofdtak van het reddend geloof kunnen noemen.

Deze hoofdtak wordt weer gesplitst in kleine takken. Deze kleine takken vormen het geloof in allerlei afzonderlijke, specifieke beloften die wij kennen uit de bijbel, of die Hij ons persoonlijk heeft beloofd. Deze bijzondere beloften kunnen van persoon tot persoon verschillen.
Een voorbeeld van zo’n ‘zijtak’ is het geloof dat Hij ons een uitweg geeft in een concreet probleem waar wij vandaag voor staan. Omdat de situatie van ieder van ons verschilt, verschillen de persoonlijke beloften, de ‘zijtakken’, aan ieder van ons eveneens.

Een andere hoofdtak is geloof dat ‘bergen verzet’ (Matt. 21:21). Door dit geloof komen er bovennatuurlijke doorbraken in situaties die menselijkerwijs onmogelijk zijn. Het is een geloof dat de deur opent voor tekenen en wonderen. Dit geloof kunnen wij hebben voor bovennatuurlijke oplossingen voor problemen in ons eigen leven.

‘Bergen verzettend’ geloof  is voor iedereen weggelegd. Deze laatste vorm van geloof kan worden versterkt door een speciale zalving en geestesgaven die God ons geeft om anderen te dienen. Door deze zalving, en het daaraan gekoppeld geloof, kunnen wij in Gods kracht en wijsheid bijdragen aan een verdere doorbraak van Gods koninkrijk en opbouw van Gods gemeente.

B2. De wortels van de boom: vertrouwen in God Zelf.
Alle vormen van geloof hebben echter dezelfde wortel. Deze wortel is de uiteindelijke basis van ons geloof. Deze wortel is een persoonlijk vertrouwen in God Zelf. Uiteraard vereist dit vertrouwen dat wij ook geloven dat Hij bestaat.

Maar geloof in Gods bestaan zonder dat wij persoonlijke vertrouwen in God hebben komt neer op lege verstandelijke kennis. God is een persoonlijke God, en het is Zijn bedoeling dat wij een persoonlijke relatie met Hem hebben, en Hem kennen zoals Hij is. Daarvoor is nodig dat wij vertrouwen hebben in Zijn goedheid voor ons, en in zijn vermogen en bereidheid om ons te helpen. De basis van ons geloof accepteert dat ‘wie tot God komt moet geloven dat Hij bestaat en een beloner is van wie Hem ernstig zoeken’, zoals Hebreeën 11:6 (NBG) het zo treffend zegt.

De wortels van een boom voeden de stam en de takken. Zo voedt dit persoonlijke vertrouwen in God Zelf elk ander deel van ons geloof in Zijn beloften en in Zijn kracht. Als wij geloven dat Hij ons redt door het offer van Christus, dan heeft dit alleen zin als wij ons leven ook aan Hem toevertrouwen.

Ook moeten wij het dan de moeite waard vinden om in alle eeuwigheid met Hem te leven. Wanneer wij net tot geloof gekomen zijn, is deze wortel van vertrouwen misschien nog pril en nog niet zo groot. Maar hij is er wel. Zonder dit vertrouwen is een bekering geen echte geestelijke geboorte, maar een zogeheten ‘psychologische bekering’.

Dit is een oppervlakkige bekering die gebaseerd is op groepsdruk, de opwinding van het moment, puur verstandelijke redenering of manipulatie, en niet op overtuiging door de Heilige Geest. Een dergelijke bekering houdt doorgaans geen stand.

Vertrouwen is ook gekoppeld aan gehoorzaamheid. Onderdeel van vertrouwen in God is de erkenning dat Hij het beste weet wat goed en slecht voor ons is. Als wij ons bekeren dan accepteren wij daarom Jezus niet alleen als redder, maar ook als onze Heer. Wij keren ons af van die zaken die Hij niet goed vindt voor ons leven, en zoeken ook actief het plan dat Hij voor ons leven heeft.

Het is Gods bedoeling dat alle delen van onze ‘geloofsboom’ zich blijven ontwikkelen. Het persoonlijke vertrouwen groeit onder meer door het onderhouden van onze persoonlijke relatie met Hem. Dit doen wij via gebed, bijbelmeditatie en studie, en door het leren onderscheiden van Zijn stem. Als gevolg hiervan wordt ons geloof in Gods redding steeds vaster, en ontwikkelen wij ook steeds meer geloof in Zijn concrete beloften voor ons leven.

Ons geloof dat ‘bergen verzet’ groeit dan eveneens mee. Maar onze concrete ervaring met Zijn leiding, zorg en bescherming voor ons leven stimuleert ook de verdere ontwikkeling van de ‘wortels’, van ons persoonlijk vertrouwen in God zelf.

B3. Het belang van sterke en gezonde ‘wortels’.
Omdat ons persoonlijk vertrouwen in God de basis is van ons geloofsleven, is het van groot belang om deze ‘wortels’ sterk en gezond te houden. Soms kunnen wij teleurstellingen ervaren in bepaalde delen van ons geloofsleven.

Het kan bijvoorbeeld zijn dat een zieke voor wie wij hebben gebeden niet genas, en misschien zelfs stierf. Of misschien liepen wij een promotie in ons werk mis of bleef de oplossing uit van een dringend probleem waarmee wij worstelden. Ons geloof kan dan een deuk oplopen. Het is dan net alsof een tak van onze boom beschadigd is. Wij dienen dan te voorkomen dat dergelijke tegenslag of teleurstelling ook nog de ‘wortels’ van ons persoonlijk vertrouwen aantast.

De duivel wil altijd ons geloof in Gods goedheid ondermijnen. Hij zal tegenslag en teleurstelling in ons geloofsleven aangrijpen om in onze gedachten en gevoelens twijfel te zaaien over Gods trouw en liefde voor ons.

Behalve teleurstelling en tegenslag zijn er andere factoren die ons basisvertrouwen in Hem kunnen belemmeren. Ervaringen met misbruik, mishandeling, afwijzing, trauma, verraad, e.d. kunnen ons wantrouwig en achterdochtig maken. Deze ervaringen kunnen wij gemerkt of ongemerkt ook projecteren op God. Hierdoor ontwikkelt ons vertrouwen in Hem zich maar gebrekkig. Dit heeft dan ook weer een negatieve invloed op de groei van de andere onderdelen van ons geloof.

Een geloofsleven met zieke ‘wortels’ van vertrouwen is te vergelijken met lopen op voeten die gedeeltelijk verlamd of kreupel zijn. Wij komen misschien wel een beetje vooruit, maar langzaam, en met veel pijn en moeite.

Het is daarom van het allergrootste belang om de belemmeringen van ons basisvertrouwen in de Heer te ontdekken die nog in ons leven werkzaam zijn. Deze belemmeringen kunnen wij in gebed doorbreken, waarna de Heilige Geest onze innerlijke wonden gaat genezen wanneer Hij hiervoor van ons de ruimte krijgt. Het kan verstandig zijn om hier hulp van andere gelovigen bij te zoeken.

B4. Geloof in Gods concrete beloften.
Uiteraard is een gezonde boom meer dan alleen maar gezonde wortels. Zo dient het vertrouwen dat wij hebben in de Heer Zelf zich ook te uiten in geloof in Gods zorg, leiding en bescherming in ons leven.

Dit geloof is meer dan een algemeen en vaag besef dat God met ons is. Als dit geloof echt leeft dan uit het zich in geloof dat God hele concrete beloften voor ons leven geeft en die ook vervult.
Om te kunnen geloven in Gods concrete beloften voor ons leven is het noodzakelijk om te weten wat deze beloften precies inhouden.

De belangrijkste bron van informatie hierbij is uiteraard de bijbel. Onder gelovigen heerst soms verwarring over wat zij precies van God kunnen verwachten en verlangen, omdat zij de bijbel op dit punt niet goed kennen. Vele gelovigen blijven bij ‘geestelijke’ beloften hangen. Zij geloven wel in Gods vergeving, en in het feit dat Hij inzicht geeft in geestelijke waarheden.
Maar zij hebben toch moeite concreet te geloven dat Hij ook hun lichaam wil genezen en voor hun levensonderhoud zorgen wil.

Toch laten 1 Petrus 2:24, Jesaja 53:5 en Psalm 103 zien dat God niet alleen onze zonden wil vergeven, maar ons ook lichamelijk wil genezen. In Matt. 6:25-34 belooft de Heer dat Hij ook voor ons levensonderhoud zal zorgen. De voorwaarde is wel dat wij Hem en Zijn koninkrijk in ons leven op de eerste plaats zetten.

Aan de andere kant kunnen gelovigen ook overdreven ideeën hebben over bepaalde beloften van God voor ons leven. Sommige geloven dat de Heer in principe iedere christen rijkdom belooft. Dit berust op een verkeerde uitleg van sommige gedeelten uit het oude testament. In 1 Timotheüs 6 roept Paulus ons op om tevreden zijn met de zaken die wij voor onze levensbehoeften echt nodig hebben.

De wens om rijk te worden leidt tot geldzucht die volgens Paulus ‘de wortel is van alle kwaad’. Het is overigens wel mogelijk dat de Heer sommige gelovigen belooft om rijk te worden. Dit kan Hij bijvoorbeeld doen om hen in staat te stellen veel activiteiten voor het koninkrijk te financieren. Maar de belofte van financiële rijkdom is geen algemene belofte die geldt voor iedere gelovige.

B5. Beloften aan ons persoonlijk.
Zoals in de vorige alinea al naar voren kwam kan de Heer ook concrete beloften geven die wel voor de ene gelovige gelden, maar niet automatisch voor iedereen. Dergelijke concrete beloften hangen veelal samen met de roeping of bijzondere situatie van de gelovige, of groep gelovigen, die deze belofte krijgt.

Deze beloften kunnen alle terreinen van het leven gelden. De Heer kan ons kinderen beloven wanneer wij kinderloos zijn; Hij kan ons beloven dat Hij ons promotie gaat geven in de samenleving of in Zijn koninkrijk; Hij kan beloven dat onze vijanden zich met ons verzoenen; dat Hij ons gaat brengen naar een bepaald land; dat Hij ons een nieuwe baan geeft, e.d.

Het ontdekken van Gods beloften voor ons persoonlijk is vaak het resultaat van een schifting van onze verlangens in gebed. Paulus roept ons op om onze wensen bij God in gebed te brengen. Vanwege ons vertrouwen in God Zelf mogen wij dat heel vrijmoedig en intensief doen (Fil. 4:6,7). Als wij onze wensen bij God brengen, en dit combineren met dankzegging voor wie Hij is en voor wat Hij ons al heeft gedaan, dan gaat de vrede van God ons hart en gedachten regeren. Deze vrede beïnvloedt vervolgens ons perspectief op onze wensen.

Sommige van onze wensen zullen wij op den duur als overbodig en onvolwassen ervaren. Er blijven echter wensen over waarvan wij in ons gebed steeds meer overtuigd raken dat God hier achter staat. Ook kan de Heer tijdens ons voortdurende gebed nieuwe wensen op ons hart leggen. Dan groeit vervolgens ook het geloof dat God deze wensen echt gaat vervullen.

B6. Belofte via profetie.
God kan ook via een rechtstreekse openbaring ons een belofte voor ons leven geven, of via een profetie die door een andere gelovige wordt uitgesproken. Over het spreken van God verwijs ik naar het artikel over de Heilige Geest elders op deze website. Ook zal ik in een ander artikel nog verder ingaan over hoe wij de stem van God kunnen horen.

Een andere sleutel om Gods concrete beloften voor ons leven te onderscheiden is wijsheid. Uit Jacobus 1: 5 blijkt dat wij altijd om wijsheid kunnen bidden. God geeft deze wijsheid telkens wanneer wij dit met geloof vragen. Wij kunnen dus eveneens om de wijsheid bidden die nodig is om te kunnen onderscheiden welke concrete beloften voor ons eigen leven gelden, en welke niet. Deze wijsheid groeit in ons. Door deze wijsheid breekt een heel zeker en helder begrip van Zijn beloften door in ons hart en denken, zoals de opgaande zon door de ochtendmist heen breekt.

Het is van groot belang om grondig te toetsen of de Heer een bepaalde belofte echt heeft gegeven. Ons hart kan ons namelijk misleiden en onze wensdromen vermengen met de stem van God. Tevens is het belangrijk om profetieën die door anderen over ons uitgesproken zijn te toetsen. Deze toetsing is vooral belangrijk als deze profetieën richtinggevend zijn voor ons leven, zoals verandering van baan, wie onze vrouw of man wordt, enz.

Het is verder onverstandig om belangrijke keuzes in ons leven aan te brengen puur en alleen op basis van een enkele profetie. Maar wanneer wij na grondige toetsing inderdaad zeker zijn dat God ons een bepaalde belofte gegeven heeft, dan moeten wij dit in geloof aanvaarden en ons naar de vervulling ervan uitstrekken.

Tevens is het van belang om te weten of deze belofte geldt voor het hier en nu of dat deze pas geldt voor de toekomst, voor een latere fase in ons leven. Tenslotte moeten wij ook begrijpen of een belofte onvoorwaardelijk is of niet. Vele beloften van ons leven zijn niet automatisch, maar hangen af van onze gehoorzaamheid.

B7. Gelovig gebed en Gods beloften.
Soms vervult God bepaalde beloften voor ons leven zonder dat wij hem hierom vragen. Maar in de regel wil de Heer dat wij met geloof Hem om de vervulling van deze beloften bidden. Dergelijk gebed wordt wel het gelovig gebed of gebed in geloof genoemd. Christus stelt nadrukkelijk dat dit gelovig gebed altijd wordt verhoord (Matt. 21:22).

Dit geldt ook voor lichamelijke genezing. Jacobus stelt onomwonden dat wanneer gemeenteoudsten voor hun zieke gemeenteleden bidden, hun gelovige gebed deze gemeenteleden zal genezen (Jacobus 4:14-18). Wel kan het nodig zijn om aanhoudend en intensief in dit geloof door te bidden, totdat de vervulling echt doorbreekt.

Jezus roept ons dan ook op tot een ijverig en vurig gebedsleven (Lukas 18: 1-8. Zie ook Lukas 11: 5-13). Juist dit aanhoudende en vurige gebed doet ook het geloof in ons groeien dat de Heer ons gaat verhoren. Dergelijk gebed zorgt er vervolgens tevens voor dat Gods beloften in de praktijk ook echt worden vervuld.

Dit belang van gelovig en aanhoudend gebed heeft een keerzijde. In de regel gaan Gods beloften voor ons leven niet in vervulling zonder geloof en zonder gebed. Dit is voor vele gelovigen een moeilijk en pijnlijk punt. Dit kan vooral pijnlijk zijn als het gaat om lichamelijke genezing. Het is voor gelovigen met ernstige lichamelijke kwalen al een enorme teleurstelling wanneer hun genezing maar niet lijkt door te breken. Het kan dan zeer onprettig over komen wanneer deze zieken dan ook nog de indruk te krijgen dat de genezing uitblijft vanwege hun eigen gebrek aan geloof. Deze indruk vergroot het leed van de lichamelijke kwaal nog eens extra.

De bijbel laat echter duidelijk zien dat er een direct verband is tussen goddelijke genezing en geloof (o.a. Lukas 8:48). Diverse malen zegt Jezus ook tegen een zieke die op het punt staat door Hem te worden genezen: ‘jouw geloof heeft je genezen’. Nu moeten wij ons bedenken dat bij gebed om genezing niet alleen het geloof van de zieke een rol speelt. Ook het geloof van degene die voor genezing bidt is van groot belang.

Het al eerder aangehaalde gedeelte uit Jacobus 4 toont zelfs dat het niet het geloof van het zieke gemeentelid de weg baant voor de genezing. Het is het gelovige gebed van de oudsten dat deze genezing laat doorbreken (Jacobus 4:15). Ook de rol van het geloof van onze omgeving kan een rol spelen. De Romeinse legerhoofdman die Jezus vroeg zijn zieke knecht te genezen is hiervan een voorbeeld. Het geloof van de legerhoofdman baande de weg voor de genezing van de knecht. Het geloof van de knecht zelf speelde hierbij helemaal geen rol (Lukas 7:1-10).

B8. Geloof vanuit Gods perspectief.
Wanneer wij vraagstukken rondom geloof bekijken vanuit onze gevoelens of eigen logica, lopen wij onherroepelijk vast. Wij dienen deze vraagstukken vanuit het gezichtspunt van God te begrijpen. In de logica van de Heer is geloof in een belofte niets anders dan een concrete uiting van ons vertrouwen in God Zelf.

Voor God is het heel belangrijk dat wij Hem vertrouwen. En Hij wil dat dit vertrouwen in Hem zich uit in geloof in Zijn concrete beloften. Verder roept Hij ons om Zijn partners op aarde te zijn. Hij wil ons gebruiken om Zijn koninkrijk op aarde door te laten breken. Geloof en gehoorzaamheid zijn de enige bijdragen die wij in dit partnerschap hoeven te leveren, de rest doet Hij.

Maar deze twee minimale bijdragen van onze kant zijn wel wezenlijk. Zonder geloof in wat God zegt en belooft kunnen wij Zijn koninkrijk niet baan laten breken.
Als wij op een bepaald punt geen of weinig geloof hebben, dan hoeven wij ons overigens niet veroordeeld te voelen. Voor ons gelovigen is er geen veroordeling meer (Rom. 8:33). Wel dienen wij ons gebrek aan geloof eerlijk te erkennen en er op de juiste manier mee om te gaan. Wij schieten er niets mee op om verontwaardigd, ontmoedigd, wanhopig of gekwetst te reageren.

Evenmin moeten wij Zijn beloften theologisch weg gaan redeneren. Ook moeten wij niet concluderen dat de beloften uit de bijbel kennelijk wel voor anderen gelden maar niet voor ons. Veeleer moeten wij het feit dat wij nog weinig geloof hebben nuchter onder ogen zien. Vervolgens dienen wij deze constatering als een aansporing te zien om te gaan groeien in geloof, zodat wij op den duur deze beloften wel in ons leven zien doorbreken.

Een bekend christelijk leider heb ik dit principe ooit als volgt horen verwoorden: ‘Als onze ervaring en ons geloof niet voldoen aan de maatstaven van de bijbel dan moeten wij niet de maatstaven van de bijbel verlagen tot het niveau van onze ervaring. Veeleer moeten wij het niveau van onze ervaring en geloof laten stijgen tot het niveau van de maatstaven van de bijbel’.

Groei in geloof naar Gods volmaakte maatstaven is een proces waar wij ons hele leven naar moeten blijven streven. De volgende woorden van Paulus zijn ook op onze groei in geloof van toepassing: ‘Niet dat ik het reeds zou verkregen hebben of reeds volmaakt zou zijn, maar ik jaag ernaar, of ik het ook grijpen mocht, omdat ik ook door Christus Jezus gegrepen ben’ (Fil. 3:12 NBG). Later in dit artikel zal ik verschillende manieren bespreken waarop wij aan onze groei in geloof kunnen werken.

Ten slotte moeten wij voor ogen blijven houden dat God naar onze situatie blijft kijken vanuit het perspectief van de eeuwigheid. Als wij om wat voor reden dan ook een bepaalde belofte voor ons leven mislopen, zoals een gelovige die ‘voor zijn tijd sterft’, dan is dit uiteraard heel jammer. Maar voor God is het geen onoverkomelijke ramp. Zo’n probleem is nu misschien bijzonder moeilijk voor ons te verteren. Hoewel de Heer ons leed natuurlijk heel goed begrijpt, is zo’n probleem voor Hem uiteindelijk toch niet meer dan een rimpeling in de oceaan van de eeuwigheid. En ook wij raken dit trauma uiteindelijk wel kwijt. Wanneer Christus terugkeert, dan zullen wij alle geloofsteleurstellingen uit ons leven vergeten, omdat dan alle tranen definitief worden uitgewist (Openbaring 21:4).

C.  Hoofdkenmerken van geloof


C1. Geloof als speciaal ‘zintuig’.

Wij hebben verschillende vormen van geloof onderscheiden. Maar deze vormen hebben niettemin dezelfde hoofdkenmerken. Ten eerste is geloof niet gebaseerd op zintuiglijke waarneming of verstandelijke redenering. Toch is geloof wel een zekerheid. Het is geen zinsbegoocheling of wensdroom.

Geloof is als het ware kennis die wij verkrijgen via een speciaal geestelijk zintuig. Hiermee kunnen wij God, die wij niet kunnen zien, wel leren kennen. Met dit zintuig registreren wij Gods bestaan en ontdekken wij dat wat Hij zegt waar is. Via geloof zie je, net als Mozes destijds, de ‘Onzienlijke (Hebr. 11:27). Geloof is dan ook iets wezenlijks, niet iets vaags.

Zoals verschillende vertalingen van Hebr. 11: 1 duidelijk maken is geloof een substantie. Het is het bewijs van de dingen die wij niet kunnen zien, en een zekerheid van wat wij hopen. In principe heeft ieder mens dit geestelijke zintuig. De reden waarom mensen God niet kennen ligt dan ook niet aan Hem. Het komt doordat de zonde het hart van de mens verhard heeft.

Ook heeft de duivel de mens verblind zodat hij God niet opmerkt (Rom. 1:20,21; Ef. 4:18; 2Kor. 4:4). Telkens wanneer een mens God leert kennen heeft de Heilige Geest deze verharding en verblinding verbroken.
Het geloof in Gods concrete beloften heeft dit hoofdkenmerk ook. Weliswaar is het Gods bedoeling dat wij de vervulling van deze beloften ooit echt gaan meemaken, met onze zintuigen gaan waarnemen. Maar God wil dat wij deze beloften al geloven voordat wij de vervulling ervan zien.

Geloof in Gods beloften betekent dat je deze beloften opmerkt, begrijpt en accepteert, al lijken de omstandigheden tegengesteld. Dit geloof baant de weg voor de vervulling, het is er een noodzakelijke voorwaarde voor. Dit geloof in een belofte van de Heer komt eerst, en de zichtbare vervulling ervan komt daarna, niet omgekeerd (Matt. 21:22)

C2. Geloof, verstand en gevoel.

Zoals gezegd is geloof evenmin gebaseerd op verstandelijke redenering. Maar ons verstand is wel bij ons geloven betrokken. Ons verstand moet echter door geloof worden geïnspireerd en niet door menselijke filosofieën of door onze eigen gedachtespinsels. Er zijn bepaalde dingen die wij van God moeten begrijpen en ook met ons verstand moeten accepteren.

Het is onder meer noodzakelijk om te accepteren dat God een persoonlijk God is. Hij heeft de wereld gemaakt, en gaat deze wereld vernieuwen bij Christus’ terugkomst. Voor een reddend geloof is het verder noodzakelijk om te accepteren dat Christus de Zoon van God is, de tweede persoon van de enige God. Tevens dienen wij te geloven dat Hij mens geworden is en voor onze redding is gestorven, en vervolgens weer is opgewekt uit de dood.

Geloof is evenmin een kwestie van ons gevoel. Er is binnen ons geloofsleven zeker ruimte voor gevoel. Op sommige momenten kunnen wij een intense ervaring hebben van de liefde van God, de vrede van God, of vreugde van God. Ook is het normaal dat wij met ons gevoel reageren op speciale zegeningen van de Heer. Of wij kunnen diep in onze emoties worden geraakt door aanbidding, een mooie preek of getuigenis, etc.

Desondanks kan ons gevoel nooit de basis van ons geloof vormen. Gevoelens zijn nooit constant, maar komen en gaan, en zijn daarom geen betrouwbaar kompas voor ons geloofsleven. Geloof is een diepe zekerheid in het hart, die niet afhangt van gemoedsschommelingen. Zelfs als wij helemaal niets van Gods aanwezigheid of zegeningen voelen, dan weten wij door het ‘geloofszintuig’ nog steeds zeker dat God met ons is.

C3. Rotsvastheid en volharding.
Geloof is niet slechts een zekerheid. Het begrip geloof betekent ook rotsvastheid. Geloof is dus rotsvaste zekerheid. Deze zekerheid is gebaseerd op wie God Zelf is. Het is gebaseerd op het feit dat God en Zijn woorden zo stevig zijn als een rots (Jes. 23:3,4). Omdat God zo rotsvast is kunnen wij ook wat Hij zegt over Zichzelf en Zijn beloften rotsvast vertrouwen.

Volgens de bijbel is God en Zijn beloften het enige rotsvaste waar wij echt op kunnen bouwen. De hele schepping en alle filosofieën en prestaties van de mens zijn vergankelijk en onbetrouwbaar. Zij zijn geen rotsvast vertrouwen waard. Geloof als rotsvaste zekerheid is ook gekoppeld aan volharding.

Geloof laat zich leiden door vertrouwen op God en Zijn beloften, en niet door de omstandigheden. Soms kunnen de omstandigheden lange tijd de indruk wekken dat ons geloof op een vergissing berust, omdat de vervulling van een belofte alleen maar verder uit het zicht raakt. De bijbel roept ons op om dan in ons geloof te blijven volharden (Hebr. 11:36).

Het kan bijvoorbeeld zijn dat wij een ernstige crisis in onze gezin ervaren, maar dat de Heer duidelijk zegt dat Hij dit gezin gaat herstellen. Dan kunnen wij ervaren dat ondanks deze belofte deze crisis maar voortduurt of zelfs verergert. God roept ons op om ons dan niet te laten ontmoedigen door deze omstandigheden, maar met volharding in geloof te blijven bidden.

God zal dit volhardende geloof belonen, en dit gezinsherstel laten plaatsvinden. In Lukas 18 stelt Christus ons een weduwe ten voorbeeld. Zij bleef bij een ongeïnteresseerde en onrechtvaardige rechter net zo lang zeuren totdat de rechter er genoeg van kreeg en haar maar haar zin gaf. Volgens Christus dient ons gebed net zo volhardend te zijn als dit gezeur van deze weduwe.

Deze oproep is onder meer van groot belang voor mensen die al lang bidden voor genezing van een chronische ziekte of een andere ernstige crisis. Als de genezing uit blijft is het zaak om niet in wanhoop te vallen en op te houden met bidden. Jezus spoort ons met dit voorbeeld van de weduwe aan om juist dan met volharding voor deze genezing of oplossing te blijven bidden, en ons er naar uit te blijven strekken.

C4. Abraham als illustratie van geloof.

In de bijbel wordt Abraham uitgeroepen tot de vader van alle gelovigen (Rom. 4:16) In zijn leven zien wij dan ook de vormen en hoofdkenmerken van geloof duidelijk terug. Het lijkt mij verhelderend om de onderdelen en principes van geloof die wij tot nu toe hebben besproken te illustreren aan de hand van zijn leven.

Om te beginnen zien wij dat Abrahams geloof was gebaseerd op een vertrouwen in God Zelf. God riep Abraham om het land Ur, het land van zijn voorgeslacht te verlaten, en naar een voor hem volstrekt onbekend ver land te vertrekken. God beloofde hem een nageslacht dat dit land in bezit zou nemen.

Een dergelijke grote stap in het onbekende kon Abraham uiteraard maken alleen als hij God ook echt vertrouwde. Ook zien wij bij Abraham het verband tussen vertrouwen en gehoorzaamheid. Omdat hij God vertrouwde gehoorzaamde hij Hem door deze grote stap te nemen. In gehoorzaamheid verliet hij zijn vertrouwde land en ging het grote onbekende tegemoet.

God herhaalde Zijn belofte dat Hij Abraham zou belonen voor zijn vertrouwen meerdere malen. Hij beloofde hem te beschermen en hem een nageslacht te geven. Het geloof in God en Zijn beloften was tegelijk een reddend geloof. God rekende hem dit geloof ‘tot gerechtigheid’ (Genesis 15:1-6; Rom. 4:3) Dit betekent dat God Abrahams vertrouwen als reddend geloof beschouwde. Dit reddende geloof van Abraham was al een verwijzing naar het toekomstige reddende geloof in het offer van Jezus Christus.

Abraham stelde met dit geloof ook zijn eeuwige heil veilig, al vele eeuwen voordat Christus naar de aarde kwam.
Abraham vertrouwde God niet alleen op een algemene manier. Zijn vertrouwen in God uitte zich ook in geloof in Gods concrete beloften dat Hij voor hem zou zorgen en hem zou beschermen. Dit geloof bleef tijdens zijn leven overeind, ook al kende het wel pieken en dalen, zoals wij later zullen bespreken.

Abraham geloofde ook in Gods speciale belofte voor een zoon. God beloofde dat zijn vrouw Sara de moeder van dit kind zou worden, ook al was zij onvruchtbaar en al op hoge leeftijd. Abraham geloofde dit, al maakte hij helaas eerst de fout om op advies van Sara God een handje te helpen en namens Sara een zoon te verwekken bij haar slavin.

Maar toen God hem corrigeerde geloofde hij dat hij de beloofde zoon bij de bejaarde en onvruchtbare Sara zelf zou verwekken, wat uiteraard een groot wonder was. Dit geloof was een voorbeeld van ‘bergen verzettend’ geloof. Dankzij dit geloof kon God ook Sara van Abraham zwanger laten worden, wat natuurlijk tegen alle natuurlijke logica indruiste.

Het vertrouwen op God was niet gebaseerd op wat Abraham kon zien. God communiceerde met hem. Soms ging dat via een droom of via een al dan niet hoorbare stem. Op andere momenten kwam God ook in levende gedaante naar hem toe. Maar dit was incognito, niet in Zijn hemelse heerlijkheid, maar vermomd als een reiziger.

Abraham had kunnen besluiten dat deze ervaringen zinsbegoochelingen waren geweest, zoals een ‘fata morgana’ in de woestijn. Abrahams geloof in Gods beloften waren evenmin gebaseerd op wat Hij kon zien. De belofte van een zoon lag gezien de hoge leeftijd en onvruchtbaarheid van Sara heel ver weg. Maar hij bleef vasthoudend in deze belofte geloven, al maakt hij dus ook even de fout God een handje te willen helpen.

D.  Twijfel, ongeloof en klein geloof


D1. Ongeloof en verharding.
Twijfel, ongeloof en klein geloof stellen allen tot op zekere hoogte vraagtekens achter de betrouwbaarheid van God. De sterkste vorm is uiteraard ongeloof. Ongeloof in Gods woorden en beloften betekent ten diepste dat je ‘God een leugenaar noemt’ (1 Joh. 5:10).

Ongeloof heeft verschillende gradaties. Sommige vormen van ongeloof hebben te maken met onbekendheid. Vele mensen hebben nog nooit met het evangelie kennis gemaakt. Van zulke mensen kunnen wij uiteraard geen reddend geloof in Christus verwachten. Onder christenen kan er sprake zijn van een gedeeltelijk ongeloof dat gebaseerd is op onbekendheid met sommige van Gods beloften.

Er zijn gelovigen die een heel sterk vertrouwen hebben in de voorziening van God in hun financiële noden. Maar het is mogelijk dat zij niet geloven dat God hun ook gezondheid wil geven en wil herstellen van ernstige kwalen. Vaak is dergelijk gedeeltelijk ongeloof het gevolg van de theologische visie dat God na het opstellen van de bijbel nog maar weinig wonderen en tekenen geeft.
Deze onjuiste visie heeft eeuwenlang een flink deel van de protestantse gelovigen beheerst.

Een ernstigere vorm van ongeloof treedt in wanneer mensen wel met God en Zijn beloften kennis hebben gemaakt, maar niet willen geloven. Dergelijk ongeloof kan gebaseerd zijn op een humanistisch wereldbeeld. Dit wereldbeeld verklaart de gehele werkelijkheid in termen van natuurlijke oorzaak en gevolg, waarin voor een bovennatuurlijke God geen plaats is.

Mensen die dit wereldbeeld aanhangen staan doorgaans niet open voor tekenen en wonderen, waardoor de Heer hen deze ook vaak niet kan geven. En als deze mensen wel tekenen en wonderen zien, dan zullen zij proberen of deze te ontkennen, weg te redeneren, of toe te schrijven aan blind toeval. De invloed van dit wereldbeeld verklaart ook waarom in Europa minder grote wonderen plaatsvinden dan in landen als India.
Ondanks de enorme afgoderij in dit laatste land is er veelal toch meer openheid voor de werking van Gods kracht dan in Europa.

D2. Godsdienstig ongeloof.
Ongeloof komt ook voor bij mensen die heel godsdienstig zijn. Met hun verstand geloven zij wel in God, en volgen zij ook ijverig allerlei religieuze gebruiken. Desondanks heeft in hun hart een verharding tegen God plaats gevonden. Dergelijke mensen doen wel vroom, maar gehoorzamen God niet echt, doch volgen hun eigen godsdienstige ideeën.
Deze vorm van ongeloof was een telkens terugkerend probleem in de geschiedenis van Israël. Het was onder meer de reden waarom de generatie van Mozes en Aäron het beloofde land niet in kon nemen (Numeri 13 en 14).

Ook tijdens het leven van Jezus was een dergelijk ongeloof aanwezig. In de tijd van Jezus waren sommige stadjes erg ongelovig. In Zijn thuisstad Nazareth kon Jezus weinig wonderen doen vanwege het ongeloof van de bewoners (Matt. 13:58). In de steden Chorazin, Betsaïda en Kafarnaüm werd Jezus in eerste instantie met open armen ontvangen. Hij kon daar wel veel wonderen verrichten. Maar deze plaatsen keerden zich later weer van hem af en vervielen in ongeloof.

Jezus sprak een oordeel over deze plaatsen uit (Matt. 11:21). Hoewel Nazareth vandaag de dag nog wel bestaat, en zelfs een flinke stad is van bijna 200.000 inwoners, vormen de drie andere plaatsen niet veel meer dan een oude ruïne.

D3. Geloof en ongeloof is niet alleen een individuele keus.
De voorbeelden van Kapernaüm, e.d. geven al aan dat geloof en ongeloof niet alleen een kenmerk is van individuen. Regio’s worden ook gekenmerkt door een grotere mate van geloof of van ongeloof.

Sommige streken kunnen een sterk en agressief bolwerk van ongeloof hebben. Wie in een dergelijke ongelovige plaats woont of verblijft, zal van dit collectieve ongeloof in zijn eigen geloofsleven ook hinder ondervinden. Dergelijke krachtige bolwerken van ongeloof zijn met name te vinden in gebieden waar het evangelie een sterke invloed heeft gehad, maar waar mensen zich van God hebben afgekeerd.

West-Europa is hiervan een voorbeeld. Ook is ongeloof sterk in gebieden die in naam religieus zijn, maar waar een levend geloof in de kracht van God ontbreekt.
Ongeloof of klein geloof kan ook een gezamenlijk kenmerk zijn van een generatie mensen die op een bepaald moment leeft. Dit ongeloof kenmerkte ook de generatie joden ten tijde van Jezus. (Matt. 11:16-24; 12:38-45).

Uiteindelijk leidde dit ongeloof tot de kruisiging. Het bleek dat dit negatieve geloofsklimaat ook de discipelen beïnvloedde. Af ten toe vervielen zij eveneens in enige mate van verharding en ongeloof. Dit waren doorgaans de momenten dat Jezus hen streng terecht moest wijzen. Daarom vroeg Jezus Zich ook vertwijfeld af hoe lang Hij nog bij deze boze en ongelovige generatie zou moeten blijven (Matt. 17:17).

Geheel of gedeeltelijk ongeloof kan ook een kenmerk zijn van een bepaalde familie. In dit geval wordt ongeloof van het voorgeslacht naar het nageslacht doorgegeven. De worsteling die vele Nederlandse gelovigen ervaren om Gods concrete beloften echt te geloven heeft vaak haar oorzaak in het voorgeslacht.

Als onze voorouders gekenmerkt werden door ongeloof en verharding van het hart, dan heeft dit ongemerkt ook een negatieve invloed op ons. Om in geloof door te breken moeten wij in zulke gevallen ons in Christus lossnijden van deze negatieve geestelijke erfenis. In het artikel Afvalligheid elders op deze website ga ik nader op dit probleem in. (Zie voor dit artikel de link naar de website van Kingdomrule onder de button 'artikelen')

D4. Twijfel.
In de moderne westerse cultuur is twijfel een hoog goed. Mensen worden geacht om kritisch te zijn en niet alles voor zoete koek te slikken. In sommige opzichten is twijfel voor Christenen ook een goede zaak. Wij moeten bijvoorbeeld alle profetieën toetsen of zij wel kloppen.

Wij moeten toetsen of de geest achter bepaalde profeten, leraren, e.d. wel echt uit God zijn, en ook de waarheid toetsen van wat allerlei mensen allemaal beweren. Maar de bijbel is heel negatief over twijfel in God Zelf en over twijfel in de betrouwbaarheid van Zijn beloften.

Twijfel is geen rotsvast vertrouwen in de rotsvastheid van God Zelf. In vele gevallen is twijfel als een jojo, dat op en neer gaat tussen geloof en ongeloof.

Petrus is het schoolvoorbeeld van zo’n ‘jojo’. Tijdens het leven van Jezus op aarde kende Petrus momenten van groot en rotsvast geloof. Hij was de eerste van de discipelen die echt begreep dat Jezus de beloofde Messias was (Matt. 16:13-20). Ook was hij de enige die, toen Jezus op het water van het meer van Galilea liep, uit de veilige boot stapte en op het water naar Jezus toe ging lopen (Matt. 14:22-33).

Christus zag dat Petrus een grote belofte was voor de toekomst van de gemeente, en noemde hem daarom rots. Petrus had echter nog wel een weg te gaan voordat zijn geloof in de praktijk ook heel rotsvast was. Voor Jezus’ opstanding ging zijn geloof nog sterk op en neer. Een heel duidelijke illustratie was het vervolg van zijn uitstapje op het water van het meer van Galilea.

Eerst ging het goed. Hij keek naar Jezus en liep op het water. Maar toen drong het uitzonderlijke van de situatie pas goed tot hem door. Hij werd bang van de wind en de golven, verloor zijn geloof en zakte door het water.

Twijfel kan ook een tweeslachtige houding zijn, waarin geloof en ongeloof elkaar voortdurend in een soort wurggreep houden. Een voorbeeld hiervan was de apostel Thomas. Jezus confronteerde Thomas met deze houding door hem Didymus te noemen, ofwel tweeling. De term tweeling sloeg uiteraard op deze houding van voortdurende tweeslachtigheid.

Terwijl Petrus nog wel hoge toppen van geloof kon bereiken, ook al duurden die soms niet lang, bleef het geloof van Thomas voortdurend geremd, vanwege deze tweeslachtigheid. Deze tweeslachtigheid was hoogstwaarschijnlijk de reden waarom Jezus Petrus wel kon blootstellen aan de bijzondere openbaring van Zijn heerlijkheid op de berg, maar Thomas niet (Matt. 17:1-10).

D5. Twijfel is meer dan zwakte.
Voor velen van ons is geloofstwijfel misschien niet meer dan een begrijpelijke menselijke zwakte, waar wij niet te streng voor moeten zijn. Nu veroordeelt Christus ons ook niet als wij twijfelen, maar komt Hij ons tegemoet.

Dit zien wij onder meer bij Petrus, toen deze door het water zakte nadat zijn geloof in twijfel en angst was omgeslagen. Jezus haalde hem uit het water. Ook kwam Jezus Thomas tegemoet. Na Zijn opstanding kon of wilde Thomas de getuigenissen over Jezus’ opstanding niet geloven. Hij stelde dat hij pas zou geloven als hij de opgestane Jezus zelf zou zien en de lidtekenen in Zijn handen zou voelen. Toen Jezus weer een keer verscheen met Thomas erbij, nodigde Hij Thomas nadrukkelijk uit om de lidtekenen in Zijn handen te voelen (Joh. 20:24-29).

Ook Abraham twijfelde wel eens flink. En ook in zijn geval zien wij dat God hem tegemoet kwam. Tot twee keer paste hij een truc toe door net te doen alsof Sara zijn vrouw niet was. De eerste keer gebruikte hij deze truc in Egypte, de tweede keer in de streek Gerar (Gen. 12:10-20; 20:1-18). Hij was namelijk bang dat hij vermoord zou worden door iemand die dan zelf Sara tot vrouw zou nemen.

Hij vertrouwde de Heer toen even niet voor zijn veiligheid. Dit veroorzaakte de nodige problemen omdat in beide gevallen de lokale machtshebber dacht dat Sara nog vrij was, en haar vervolgens tot vrouw nam. Vooral in het tweede geval kwam de Heer op krachtige manier tussenbeide en nam Hij het voor Abraham en Sara op.

Ook al komt de Heer ons tegemoet, twijfel is en blijft een vijand van geloof. Het is een vorm van wantrouwen tegen God. Het blokkeert ook de vervulling van Zijn beloften voor ons leven.

Jacobus stelt duidelijk dat wie twijfelt niet moet denken dat Hij van God kan ontvangen (Jac. 1:6-8). De Heer wil dan ook nadrukkelijk dat wij twijfel de oorlog verklaren en er mee afrekenen. Wij zien dit ook duidelijk in Jezus’ correctie van zowel Petrus als Thomas. Toen Petrus door het water zakte redde Jezus hem, maar wees hem ook terecht door hem ‘klein gelovige’ te noemen, en hem te vragen waarom hij ging twijfelen (Matt. 14:31).

Na Zijn opstanding riep Jezus Thomas nadrukkelijk op alleen nog gelovig te zijn en niet meer ongelovig. Met andere woorden, Hij riep Thomas op de ongelovige helft van de ‘tweeling’ voor altijd los te laten, en alleen nog geloof over te houden. Tevens corrigeerde Jezus Thomas door te stellen dat degenen die geloven zonder te zien gezegend zullen zijn, en dus niet degenen die, zoals Thomas, pas willen geloven nadat zij hebben gezien (Joh. 20:24-29).

E.  De verschillende gradaties van geloof

E1. Tussen klein geloof en groot geloof.
Geloof in de woorden en beloften van God kent verschillende gradaties. De bijbel spreekt regelmatig van klein geloof. Dit is geloof dat niet zo rotsvast is, maar vermengd is met een hoop twijfel. Daarom noemde Jezus Petrus ook klein gelovige, toen hij lopend op het meer van Galilea eerst geloofde, maar vervolgens ging twijfelen.

Klein geloof is ook een vorm van geloof waarbij wij sommige beloften van God wel geloven, maar anderen niet. Veel christenen geloven bijvoorbeeld God wel voor hun eeuwige redding, maar geloven niet dat Hij ook heel concreet hun gebeden om praktische zaken verhoort.

Er zijn ook mensen met een groot geloof, waarbij sommigen nog eens een extra groot geloof hebben. Een voorbeeld is de Romeinse legerhoofdman die Jezus vroeg om Zijn zieke knecht te genezen. Voor de hoofdman was het niet nodig dat Jezus bij hem thuis kwam om daar voor zijn knecht te bidden. Voor de hoofdman was het genoeg dat Jezus gewoon een woord sprak. Dan zou volgens hem de genezing zeker komen (Matt. 8:5-13).

Jezus zei dat Hij zelfs in heel Israël niet zo’n groot geloof had gevonden (vers 10). Geloof kan dus variëren van klein tot zeer groot. Jezus geeft aan dat een zeer groot geloof drie kenmerken heeft.

Ten eerste, het bevat geen spoortje van twijfel.

Ten tweede, het gelooft dat voor God alles mogelijk is. Dit geloof beperkt zich niet tot veilige dingen zoals hulp in een beetje troost of bemoediging van God (hoewel troost en bemoediging op zich natuurlijk ook heel welkom zijn). Zeer groot geloof gelooft dat God ook de naar menselijke maatstaven meest onwaarschijnlijke dingen kan en wil doen.

Ten derde, dit zeer grote geloof accepteert dat God deze onwaarschijnlijke dingen ook voor en via ons kan doen, en niet alleen voor en via anderen. Het gelooft dat God ook ons voor tekenen en wonderen gebruiken wil. Jezus noemt als illustratie dat wie dergelijk geloof heeft tegen een berg kan zeggen om zich te verplaatsen en zich in de zee te werpen. Dit wonder zal dan gebeuren (Matt. 21,22). Vandaar dat ik deze vorm en gradatie van geloof ‘bergen verzettend geloof’ noem.

E2. Groot geloof is voor iedereen weggelegd.
Deze uitweiding over zeer groot geloof kan op sommige van ons misschien wat ontmoedigend overkomen. Het kan de indruk geven dat zo’n geloof niet weggelegd is voor simpele zielen als wij. Maar Jezus stelt daarentegen dat dit ‘bergen verzettend geloof’ eigenlijk nog niet zo heel groot is.

Om bergen te verzetten hebben wij niet meer nodig dan geloof dat zo groot is als een piepklein mosterdzaadje (Matt. 17:20). Jezus zegt dit om ons te bemoedigen. Hij bedoelt hiermee aan te geven dat ‘bergen verzettend’ geloof ook voor eenvoudige mensen als wij is weggelegd, en niet voor speciale geloofshelden.

Een dergelijke bemoediging vinden wij ook in Jacobus 5:6-8. De schrijver gebruikt hier Elia als illustratie. Elia was een uitnemend voorbeeld van iemand met een ‘bergen verzettend geloof’. Voor de gelovigen destijds was Elia een geestelijke krachtpatser waar zij enorm tegen opkeken. Elia en Mozes werden samen als de onbetwiste kampioenen van krachtig geloof beschouwd. Maar Jacobus stelt nadrukkelijk dat Elia een mens was zoals wij. Met andere woorden, het ‘bergen verzettend geloof’ is ook voor ons weggelegd, en niet alleen voor mensen als Elia.

Jezus gebruikt het mosterdzaadje nog een keer in zijn onderwijs als illustratie van een principe van het koninkrijk. In het eerste geval stelt Hij dat zelfs als ons geloof zo uiterst klein is als een mosterdzaadje, het toch al groot genoeg is om ‘bergen te verzetten’.

Maar in het tweede geval legt Hij de nadruk op de enorme kiem- en groeikracht die dit kleine mosterdzaadje heeft. Vanwege deze kiem- en groeikracht verandert dit minieme mosterdzaadje op den duur in een grote, majestueuze boom.

Dit principe houdt ook een enorme belofte voor ons geloof in. God Zelf legt zo’n kiem- en groeikracht in ons geloof dat het vanzelf gaat groeien. Een klein geloof wordt op deze manier vanzelf een groot geloof. Geloofsgroei hoeven wij dan ook niet krampachtig op te werken, maar vindt op een hele relaxte manier in ons plaats.

Desondanks is het wel belangrijk hoe wij met om ons geloof omgaan. Een plant groeit ook het beste als het in goede grond staat, en voldoende voedsel, water en bescherming krijgt. Zo groeit ons geloof ook het beste wanneer wij het met de juiste zorg omringen. Hoewel geloof dus vanzelf groeit als wij het met de juiste zorg omringen, blijkt uit het overige onderwijs van Jezus dat geloof ook weer kan krimpen.

Geloof kan zelfs geheel worden geroofd als wij het onvoldoende beschermen. Matt. 25:14-30 (21,23,28,29). Matt. 14:22-33 (31). (Matt. 13:3-8) Daarom moeten wij geloof en zijn groei ook afdoende tegen geestelijke dieven beschermen. Hierop zullen wij in de laatste hoofdstukken van dit artikel gedetailleerder ingaan.

E3. Geloof als gave van de Heilige Geest.
Tot nu toe hebben wij de diverse vormen van geloof vooral beschreven als delen van één organisch geheel, die samen groeien. Deze vormen van geloof kunnen in principe bij iedere gelovige even sterk en snel groeien, want bij God ‘maakt geen onderscheid tussen mensen’ (Hand. 10:34).

Toch is er één vorm van geloof die God wel aan sommige personen in sterkere mate geeft dan aan andere. Dit is de zogeheten gave van geloof (1 Kor. 12:9). Dit is een speciale gave van de Heilige Geest die past in het rijtje dat Paulus noemt in 1 Kor. 12 en 14. Deze gave van geloof is niet automatisch het product van een intieme relatie met God.

Net zoals alle andere gaven van de Heilige Geest wordt deze aan bepaalde mensen gegeven zoals Hij wil. Iemand die vanwege deze gave op bepaalde punten meer geloof heeft dan een ander is daarom ook niet automatisch een beter christen.

Zoals elke gave van de Heilige Geest is deze gave niet bedoeld voor de persoon zelf, maar voor de opbouw van het gehele lichaam van Christus (1 Kor. 12:7). Iemand met de gave van geloof kan het gehele niveau van geloof van een groep, bijeenkomst of gemeente als het ware opkrikken. Hij kan door zijn geloof ook het geloof in andere gelovigen stimuleren en aanmoedigen. Zijn geloof is in positieve zin besmettelijk.

Als gevolg van de geloofsimpuls die iemand met deze gave te weeg brengt, kan de Heer extra zegeningen geven aan individuele gelovigen of groepen. Jezus had deze gave in bijzonder mate. Als geen ander was Hij in staat om geloof in Gods liefde en kracht bij andere mensen op te wekken. Maar door het werk van de Heilige Geest kunnen gelovigen met een gave van geloof dit geloof eveneens in anderen opwekken. Met andere woorden, deze gave van geloof is een extra genade van de Heer om op die manier het geloofspeil onder christenen te verhogen.

E4. Gegeven geloof als onderdeel van andere gaven.

De gave van geloof waar ik net over sprak is een gave die het algehele geloofspeil onder gelovigen aanwakkert. Maar er is ook een beperktere vorm van de gave van geloof. Uit Romeinen 12:3-8 blijkt dat wie van God een bepaalde gave ontvangt, ook het geloof krijgt om deze gave met succes te gebruiken (De NBV vertaling van dit gedeelte is helaas erg slecht).

Wie in sterke mate de gave van profetie heeft, zal ook een sterk geloof hebben dat de Heer tot hem en door hem spreekt. En hij zal ook in sterkere mate de zalving hebben om geloof in profetie bij anderen aan te wakkeren. En wie een gave van genezing heeft, zal een sterker geloof hebben dat mensen ook echt genezen dan mensen zonder deze gave. En hij zal ook in grote mate in staat zijn geloof in genezing aan te wakkeren in mensen voor wie hij bidt.

Maar in tegenstelling tot de algemene gave van geloof zal iemand die een gave van profetie heeft niet noodzakelijkerwijs ook een extra mate van geloof hebben voor genezing. Zijn extra geloof beperkt zich in eerste instantie tot de gave van profetie die hij heeft gekregen. En wie een gave van genezing heeft zal wel extra geloof hebben voor genezing, maar niet voor profetie (tenzij hij natuurlijk zowel de gave van genezing als die van profetie heeft ontvangen).

De keerzijde van dit alles is dat wie een bepaalde gave in geringe mate heeft ontvangen, ook minder geloof zal hebben om in deze gave met succes te bedienen. Daarom zegt Paulus in vers 3 ook dat wij ons geloof niet moeten overschatten.

Het is belangrijk om een realistische kijk te hebben op de gaven en het daarbij behorende geloof dat ieder van ons van Hem ontvangen heeft. Aan de ene kant spoort God ons aan om vrijmoedig te zijn en ons naar meer geloof uit te strekken. Aan de andere kant roept Hij ons dus op om nuchter onder ogen te zien waar wij geestelijk nu staan. Zelfoverschatting leidt onherroepelijk tot teleurstelling. Wij dienen de juiste balans tussen zelfkennis en vrijmoedigheid te vinden en te bewaren.

E5. Hoe ontvangen wij deze gave van geloof?
De Heilige Geest bepaalt wie een bepaalde gave, en het bijbehorende geloof, in meerdere of mindere mate ontvangt. Dat betekent echter niet dat wij alleen maar passief moeten afwachten wanneer wij een bepaalde gave en bijbehorend geloof maar in geringe mate hebben.

Paulus moedigt ons aan om te streven naar de gaven van de Heilige Geest (1 Kor. 14:1). God kan iemand die een bepaalde gave nog niet heeft, maar er wel naar verlangt, deze gave alsnog geven.

Verder kent het koninkrijk van God ook het principe van ‘wie heeft, zal gegeven worden’ (Matt. 25:28,29). Dit principe is onderdeel van de gelijkenis van de talenten die Jezus vertelde. Als wij deze gelijkenis goed lezen dan blijkt dat ‘wie heeft’ eigenlijk betekent ‘wie iets nuttigs doet met wat hij heeft’. Verder blijkt uit deze gelijkenis dat wie ‘iets nuttigs doet met wat hij heeft’, ‘datgene wat hij heeft’ vermenigvuldigt.

Wanneer wij dus onze gaven nuttig gebruiken dan worden deze gaven vanzelf meer en sterker. Vervolgens vertelt deze gelijkenis dat God ons dan nog meer wil geven. God beloont namelijk de betrouwbare beheerders van Zijn gaven nog eens extra.

Dit betekent dat een belangrijke manier om meer zalving en bijbehorend geloof te ontvangen, is om ijverig te gebruiken wat wij al aan zalving hebben ontvangen. Misschien is onze gave van profetie maar beperkt. Wij kunnen dan bijvoorbeeld alleen maar woorden van persoonlijke bemoediging voor andere spreken, en zijn allerlei visioenen of de eindtijd e.d. voor ons heel ver weg.

Maar als wij ijverig de woorden van bemoediging die wij krijgen blijven uitspreken, en zo andere gelovigen opbouwen, dan zal onze gave van profetie en het daarbij horende geloof, groeien.

En misschien hebben wij niet de gave en de vrijmoedigheid om voor genezing te bidden van een verlamde in een rolstoel. Maar wij kunnen wel voor een griepaanval op onze gezinsleden bidden, e.d. Vervolgens groeit ons vertrouwen in dit opzicht, en gaat de Heer ons meer zalving en geloof op het gebied van lichamelijke genezing geven. Ook kunnen wij in een bepaalde gave groeien, en in het geloof dat daarbij hoort, door te leren van mensen die deze gave en dit geloof in grote mate bezitten.

Het is verder belangrijk om te zien dat de gaven van geloof, profetie, genezing, e.d. waar Paulus in Romeinen en 1 Korinthe over spreekt vooral bedoeld zijn voor gebruik binnen de gemeente. Romeinen 12:3 is een waarschuwing tegen trots en competitiezucht onder gelovigen. God wil dat wij nederig zijn tegenover elkaar en wederzijds afhankelijk zijn van de gaven die Hij ieder van ons geeft.

Hij wil daarbij dat ‘de één de ander in alle bescheidenheid belangrijker acht dan zichzelf’ (Fil. 2:3). Dit neemt echter niet weg dat wij ons extra vrijmoedigheid mogen veroorloven bij onze verkondiging aan onze ongelovige omgeving.

God belooft dat tekenen en wonderen de gelovigen volgen wanneer zij de grote opdracht vervullen (Marcus 16:15-20). God wil ook ieder van ons krachtig gebruiken voor de verlorenen die Hij op ons pad brengt, als teken van Zijn liefde voor de verlorenen.

F.  De loutering van ons geloof


F1. De kwaliteit van ons geloof.

God vindt ons geloof van groot belang. Hij wil dolgraag dat wij niet alleen een groot, maar ook een heel zuiver geloof hebben. Om de grootte en kwaliteit van ons geloof te verhogen loutert Hij ons geloof.

Petrus vergelijkt Gods loutering van ons geloof met de loutering van goud, dat puur moet worden, 24 karaats. Goud loutert men door het met heel heet vuur van onzuivere elementen te zuiveren (1 Petr. 1:6,7). Op gelijke wijze zuivert God ons geloof door vuur heen, waarbij vuur moeilijkheden en beproevingen symboliseert.

God wil via dergelijke loutering niet alleen ons geloof vergroten en krachtig maken. Hij wil eveneens ons geloof ontdoen van namaak waarmee ons geloof vermengd kan zijn geraakt. En God gebruikt loutering van ons geloof om ons aan te sporen de juiste prioriteiten in ons geloofsleven te blijven stellen. Gods zegeningen voor dit aardse leven zijn belangrijk, maar vormen voor Hem niet de allerhoogste prioriteit.

God wil dat onze relatie met God en ons eeuwig heil op de eerste plaats komen en blijven.
Gods loutering via beproevingen, of zelfs vervolging, is een onderdeel van Zijn vaderlijke zorg (Hebr. 12:5-11; Spr. 3:11,12). Dit aspect van Gods vaderlijke zorg is voor velen van ons niet zo populair. Wij hebben liever een Vader die ons troost en op Zijn schoot neemt, dan een Vader die ons loutert en beproeft.

De loutering van ons geloof door het vuur van moeilijkheden heen is echter net zo’n belangrijk deel van Gods vaderlijke liefde als Zijn troostende en koesterende zorg. God stuurt deze loutering door moeilijkheden heen niet om ons dwars te zitten. Hij loutert ons voor ons bestwil, om ons zo te laten groeien in geestelijke volwassenheid.

God is op dit punt te vergelijken met een coach die een sporter dwingt om heel erg af te zien in zijn training voor een kampioenschap. Het doel van zo’n strenge coaching is om het allerbeste in een sporter naar boven te halen, zodat hij kampioen wordt. Gods loutering van ons geloof werkt op dezelfde manier.

Juist omdat God als een Vader van ons houdt wil Hij het allerbeste in ons bovenhalen, zodat wij, om met Paulus te spreken, een ‘onvergankelijke erekrans’ halen, een medaille van puur goud die nooit vergaat (1 Kor. 9:24,25). En daar gebruikt Hij ook moeilijkheden in ons leven voor.

F2. Loutering en prioriteiten in ons geloofsleven.

De loutering waar 1 Petr. 1:6,7 over spreekt is vooral gericht op het stellen van de juiste geloofsprioriteiten in ons leven. Hoewel de Heer ons wil zegenen in dit leven, wil Hij niet dat wij door deze zegeningen geheel in beslag worden genomen.

Hij wil dat wij ons blijven uitstrekken naar de eeuwige relatie met Hem op de nieuwe aarde en nieuwe hemel. Dit is onze definitieve eindbestemming. God kan tegenstand van onze omgeving, en zelfs vervolging, gebruiken om te toetsen of wij deze prioriteit ook stellen in ons leven. In dit verband spreekt Jezus over een type mens dat heel enthousiast het evangelie aanvaardt, maar slechts oppervlakkig gelooft (Matt. 13:20.21).

Als er tegenstand of vervolging komt valt dit type gelovige weer af. Tegenstand en vervolging scheidt dus ook het kaf van het koren onder gelovigen. Degenen die de relatie met God en het eeuwige leven echt op de juiste waarde schatten blijven over. Zij die alleen willen geloven als alles mee zit vallen af.

Ook toetst de Heer of wij Hem Zelf belangrijker vinden dan Zijn gaven. Wij kunnen zo verslaafd raken aan tekenen van Zijn kracht, of aan andere zegeningen die Hij geeft, dat God Zelf op de achtergrond raakt. God kan ons louteren door ons op dit punt te toetsen. Hij kan ons vragen bepaalde zegeningen op te geven, of Hij kan besluiten deze Zelf van ons weg te nemen.

Abraham is hier een goed voorbeeld van. Toen Hij na vele tientallen jaren eindelijk de beloofde zoon, Izaäk, had ontvangen, vroeg God om hem te offeren. God wilde zo zien of Abraham God belangrijker vond dan Gods beloften. Toen Abraham de bereidheid toonde zijn beloofde zoon echt te offeren, liet God weten dat het niet nodig was (Gen. 22:1-19).

Deze test was uiteraard ook een verwijzing naar Golgotha, waar God de Vader Zijn zoon Jezus Christus wel offerde voor de redding van de wereld.

F3. Loutering en versterking van het geloof.

God kan via een geloofstest ook ons geloof in Zijn kracht versterken en vergroten. Het bijna offer van Isaäk door Abraham is hier eveneens een voorbeeld van. Het was uiteraard voor Abraham heel raadselachtig waarom God hem eerst een zoon beloofde, en vervolgens wilde dat deze zoon weer ging sterven. Hebr. 11:17-19 geeft inzicht in Abrahams redenering.

Abraham wist dat Isaäk de beloofde zoon was waaruit vele volken zouden voorkomen. Hij redeneerde dat dit dan wel moest betekenen dat God Isaäk uit de doden zou opwekken. Dit zou natuurlijke een gigantisch wonder zijn geweest. Wij zien dus dat deze geloofstest ook een ‘bergen verzettend geloof’ bij Abraham produceerde in een zeer groot wonder.

Op dezelfde manier kan God ons geloof willen vergroten door ons te testen. Hij kan dit doen door ons vreemde opdrachten te geven zoals aan Abraham. Maar veelal laat Hij ons geloof groeien door onze standvastigheid te toetsen. Dit gebeurt met name als de vervulling van een belofte of verhoring van een gebed lange tijd uitblijft. Dan hebben wij de keuze om geloof en gebed voor deze belofte op te geven, of juist standvastig door te duwen.

God kan Zelf dit uitstel veroorzaken. Maar dit uitstel kan ook het resultaat zijn van demonische tegenstand of van andere factoren. Ook wanneer God dit uitstel niet Zelf veroorzaakt, kan Hij dit nog steeds gebruiken voor Zijn doel. Als wij ons door dit uitstel niet laten ontmoedigen, maar juist volharden, dan groeit ons geloof.

F4. Loutering van vermenging met namaak geloof.

God gebruikt teleurstellingen om ons geloof te zuiveren van allerlei namaak die wij ten onrechte voor geloof houden. Soms kunnen wij in een ‘belofte’ geloven die eigenlijk gewoon een wensdroom is die wij onszelf hebben aangepraat.

Zo kunnen wij geloven in een snelle en grote groei van onze eigen gemeente of in een flinke promotie in de gemeente of samenleving. Of wij geloven dat God belooft een man of vrouw op wie wij verliefd zijn aan ons te geven. Wanneer deze groei of promotie uitblijft, of de betreffende man of vrouw trouwt met een ander, dan kan dit een geloofscrisis veroorzaken. Het kan ook zijn dat wij ons door de opwinding van het moment laten meeslepen.

Soms geloven wij een belofte voor geestelijke doorbraak voor Nederland vanwege het grote enthousiasme in bepaalde bijeenkomsten. Wanneer later dit enthousiasme weer is geluwd blijkt ons geloof in die doorbraak toch niet zo diep en blijvend te zijn. Het kan ook zijn dat wij een bepaalde belofte van God met het verstand begrijpen en in geloof beginnen te accepteren. Tegelijkertijd zit er diep in ons hart toch nog weerstand waardoor dit geloof niet echt wortel schiet. Zo kan het zijn dat wij beginnen te begrijpen dat lichamelijke genezing ook voor ons is, maar dat wij er in ons hart nog niet zeker van zijn dat dit ook echt met ons gaat gebeuren.

Petrus moest een dergelijke loutering ook ondergaan in zijn leven. Zo stelde Hij onomwonden dat Hij bereid was om met Jezus te sterven, toen Hij hoorde van Zijn komende kruisdood. Maar Petrus overschatte zijn eigen geloof. Hij verwarde dit geloof met impulsieve overmoed. Jezus confronteerde hem met deze zelfoverschatting toen Hij stelde dat Petrus Hem drie keer zou verloochenen voordat de haan twee keer kraaide (Joh. 13:36-38). Dit bleek ook uit te komen.

Weliswaar vocht Petrus in eerste instantie met een dolk voor Jezus toen Hij even later gevangen werd genomen. Ook was Petrus de enige van de discipelen die de moed had in de buurt van Jezus te komen toen Hij na Zijn arrestatie werd vastgehouden in het huis van de hogepriester. Maar toen een dienstmeisje hem als discipel van Jezus herkende werd hij bang voor zijn hachje. Daarom verloochende hij Jezus tot drie keer toe, precies zoals Jezus had voorzegd (Joh. 18:1-27).

F5. Herstel na loutering.
Toen zijn lafheid en ongeloof tot Petrus doordrong, was hij een gebroken man (Matt. 26:75). Maar gelukkig herstelde Jezus hem na Zijn dood en opstanding. Jezus vroeg hem toen drie keer of hij meer van Hem hield dan van de vissen die hij net had gevangen. Jezus beloofde vervolgens tot drie keer toe dat Hij Zijn gelovigen, Zijn schapen en lammeren, aan Petrus zou toevertrouwen, ondanks die enorme mislukking van de verloochening. Hij voorzei zelfs dat Petrus in de toekomst nog een tweede kans zou krijgen. Hij stelde Petrus gerust door te stellen dat hij dan wel de moed en het geloof zou hebben om daadwerkelijk voor Hem te sterven (Joh. 21:15-19).

God wil ons geloof, net als dat van Petrus, van onzuivere elementen reinigen. De Heer wil regelmatig tot ons spreken om ons zo subtiel te corrigeren wanneer ons geloof met onechte zaken is vermengd. En net als Petrus wil hij ons ook herstellen als wij door schade en schande ontdekken dat ons vermeende geloof in sommige opzichten niet berust op echt geloof en op waarheid.

Hoewel zulke ervaringen pijnlijk kunnen zijn, kan de Heer deze voor ons ten goede keren. Deze ervaringen kunnen ons alert maken op de zwakheden van ons hart zodat wij in de toekomst soortgelijke feiten vermijden. En deze ervaringen helpen ons bij de bevrijding van deze onzuiverheden in ons hart, zodat ons geloof krachtiger en echter wordt. Daarvoor is belangrijk dat wij op de juiste manier reageren wanneer wij met onze fouten en misvattingen worden geconfronteerd.

Stel dat wij bijvoorbeeld een profetisch woord hebben gesproken of geloofd dat niet uitkomt, maar een wensdroom bleek te zijn. Dan is het niet zinvol om anderen de schuld gaan geven of te reageren met trotse ontkenning. Het is beter om onze fout eerlijk toe te geven, en de Heer te vragen om ons hart te reinigen en ons geestelijk onderscheid aan te scherpen. Dan zal de Heer deze fout ten goede kunnen keren, zowel voor ons als voor anderen.

G.  De groei van ons geloof

G1. Geloof en een gezonde omgeving.
Net zoals een mosterdzaadje groeit geloof als wij het met de juiste zorg omringen. Een belangrijke factor die aan geloofsgroei bijdraagt is het contact met medegelovigen die ons geloof actief helpen opbouwen. Hierbij hoort ook het deel zijn van een gemeente, groep of kring die ons geloof echt stimuleert.

Sommige gelovigen worden echter door hun christelijke omgeving eerder geremd in hun geloofsontwikkeling dan gestimuleerd. Velen menen dat God wil dat zij in hun bestaande gemeente of kring blijven, ook al is deze geestelijk gezien zo dood als een pier. Zij denken dat God hen een taak geeft om zo’n gemeente of kring weer tot leven te brengen. In sommige gevallen kan dit inderdaad zo zijn.

Maar in andere gevallen is een dergelijke gedachte een misvatting, die niet gebaseerd is op goddelijke openbaring, maar op een overmatig verantwoordelijkheidsgevoel, misplaatste loyaliteit of gewoonte. Net zoals een plant beter groeit en floreert op een vruchtbare bodem, zo floreert en groeit ons geloof het beste in een levende en stimulerende gemeente of kring. Een godsdienstige omgeving van ongeloof en negativisme is daarentegen dodelijk voor onze geestelijke ontwikkeling. In zo’n omgeving is het tevens moeilijk om bepaalde doorbraken in ons geloof te ervaren, of deze vast te houden.

Voor onze geestelijke ontwikkeling en geloofsgroei is het ook van belang om regelmatig contact te hebben met sleutelvrienden of vriendinnen die een groot geloof hebben en een hoge mate van geestelijke volwassenheid. Deze sleutelcontacten kunnen een grote stimulans voor ons zijn, met name als wij door speciale geloofstests heengaan. Zij kunnen ons adviseren, met ons en voor ons bidden, en ons zo tot grote steun zijn.

G2. Gods woord en beloften.
Geloof komt door het horen (of lezen) van het levende woord (Rom. 10:17). Paulus heeft het hier in eerste instantie over het reddende geloof. Mensen kunnen alleen gered worden als zij eerst van het evangelie kennis nemen. Maar dit principe van geloven door kennis te nemen van Gods woord geldt ook voor de andere vormen van geloof.

Het is heel belangrijk om goed te ontdekken wat God in de bijbel nu wel en niet precies aan ons belooft. Het is Zijn bedoeling dat deze beloften goed in ons landen, zowel in ons verstand als in ons hart. Dit gebeurt onder meer door meditatie op die beloften. Ook het luisteren naar en lezen van goed bijbelonderwijs is een hulpmiddel.

De Heilige Geest komt ons te hulp bij de groei van ons geloof. Maar de Heilige Geest werkt bij voorkeur samen met Zijn woord, dat van meet af aan door Hem geïnspireerd is. Wanneer wij ons aan dit woord blootstellen, geven wij de Heilige Geest als het ware ‘voeding’ om geloof in ons te laten groeien.

Een bekende manier onder charismatische gelovigen om geloof in Gods beloften te stimuleren is de zogeheten proclamatie. Hierbij spreken gelovigen diverse malen per dag enkele of meerdere bijbelteksten met een bepaalde belofte hardop uit. Het idee hierachter is dat op deze manier onze gedachteleven vervuld raakt met deze teksten. En als onze gedachten vol zijn met Zijn beloften, dan landen deze beloften op den duur ook in ons hart.

Als resultaat hiervan gaat ook het geloof in de beloften van deze bijbelteksten op den duur groeien. Een valkuil van proclamatie is dat mensen het als een routine gaan doen zonder er echt met hun gedachten en hart bij betrokken te zijn. Dan kan deze proclamatie haar kracht verliezen. Maar indien deze proclamatie wel op een bewuste manier wordt gedaan, en gekoppeld wordt met overdenking van Gods beloften, dan heeft het zeker zijn nut.

G3. Gebed en keuzes.
God heeft voor ons ook persoonlijke beloften die niet rechtstreeks uit te bijbel zijn af te leiden. De kennis van en geloof in dergelijke beloften groeien onder meer wanneer wij veelvuldig en gericht bidden voor onze wensen, zoals Paulus in Fil. 4:6,7 aangeeft. Tevens kunnen wij altijd God om meer geloof bidden.

God is ‘een beloner voor wie Hem ijverig zoeken’, en zal altijd ons geloof doen groeien wanneer wij hem hiervoor oprecht en ijverig om vragen. Volharding in gebed is hiervoor, zoals ook reeds eerder gesteld in dit artikel, ook van belang. Uiteraard is het leren verstaan van Gods stem heel belangrijk voor het ontdekken van de bijzondere beloften voor ons individuele leven. Op dit thema zal ik, zoals reeds eerder gezegd, in een ander artikel nader ingaan.

Ons geloof groeit of krimpt tenslotte ook door de keuzes die wij elk moment weer maken. Bij moeilijkheden of het uitblijven van de vervulling van beloften nemen wij telkens weer een besluit. Wij besluiten ons te laten meeslepen door deze moeilijkheden, of wij besluiten in onze gedachten en hart gericht te blijven op God en de betrouwbaarheid van Zijn beloften.

En elke keer als wij iets negatiefs of positiefs meemaken, zien of horen, dan nemen wij een besluit om ons geloof hierdoor al of niet te laten beïnvloeden. Vaak zijn wij ons er niet van bewust dat wij zo’n keuze maken, maar wij maken dit soort keuzes eigenlijk aan de lopende band. Petrus’ ervaring op het meer van Galilea is een goed voorbeeld van zo’n keuze. Zolang Petrus ervoor koos om naar Jezus te blijven kijken, die Zelf op het water liep, ging alles goed met hem. Maar toen hij ging letten op de harde wind en de wilde golven koos hij ervoor niet meer op Jezus te letten, en verloor zijn geloof (Matt. 14:28-30).

Daarom zegt de bijbel ook: ‘Laten wij daarbij de blik gericht houden op Jezus, de grondlegger en voltooier van ons geloof’ (Hebr. 12:2).

H.  Bolwerken die geloofsgroei belemmeren


H1. Groeikracht en ongeloof.
Vanwege de groeikracht die God in ons geloof heeft gelegd, groeit ons geloof dus vanzelf, met name als wij het met de juiste zorg omringen. Er kunnen echter geestelijke belemmeringen zijn waardoor deze kiem- en groeikracht wordt geroofd of ondermijnd. Dergelijke belemmeringen vormen de belangrijkste reden waarom geloof bij mensen niet tot wasdom komt.

De belangrijkste manier om groei in geloof te bevorderen is dan ook het weghalen van deze belemmeringen. De kiem- en groeikracht van geloof kan dan weer tot zijn recht komen en voor groei zorgen. Je zou dit principe kunnen vergelijken met het zaaien in een veld dat geheel met distels is bedekt. Het zaad zal dan weinig kansen hebben om op te komen. Pas als je het veld reinigt van de distels en hun wortels, kan het zaad dat je dan zaait voor gewas zorgen.

Op dezelfde manier kan geloof moeilijk in ons groeien als niet eerst de hinderpalen in onze persoonlijkheid zijn weggehaald.
Over één belangrijk bolwerk heb ik al uitvoerig gesproken: ongeloof. Op dit bolwerk doelt Jezus wanneer Hij zegt dat er een geslacht is dat door niet kan uitvaren, tenzij door gebed (Marcus 9: 29).

In de versie van Mattheüs wordt er zelfs gezegd dat het alleen uit kan varen door gebed en vasten (Matt. 17:21). Hieruit valt te concluderen dat dit bolwerk van ongeloof taaier is dan vele andere demonische bolwerken. Meer aanhoudend en intensief gebed, evt. gecombineerd met vasten, is nodig om dit bolwerk over mensen te breken, dan bij de bevrijding van andere demonische bolwerken. Maar het goede nieuws is dat wij ook van dit bolwerk vrij kunnen komen. Indien wij deze prijs van aanhoudend gebed en vasten willen betalen, dan zullen de ketenen van dit bolwerk ons ook los laten.

Ook de vloeken van dit bolwerk, zoals gebrek aan intimiteit met God, en onvermogen Hem te horen of Zijn gedachten te begrijpen, zullen dan hun greep op ons verliezen. Bij de bevrijding is het tevens nodig om onze eigen zonden van ongeloof te belijden, en die van ons voorgeslacht.

H2. Teleurstelling en ontmoediging.

Een ander bolwerk is ongeloof door teleurstellingen, en met name geloofsteleurstellingen. Wanneer wij ervaren dat het christelijke leven in bepaalde opzichten niet aan onze verwachtingen voldoet, dan kunnen wij diep teleurgesteld raken. Een dergelijke teleurstelling is heel menselijk, maar tegelijkertijd toch ook gevaarlijk.

Wij kunnen door deze teleurstelling aanstoot nemen aan God, waardoor onze relatie met Hem in de kern wordt ondermijnd. Maar ook als ons basisvertrouwen overeind blijft, kan deze teleurstelling nog steeds andere facetten van ons geloof ondermijnen.

Een goede illustratie van dit gevaar is Johannes de Doper. Zelfs zijn geloof werd door teleurstelling ondermijnd. Hij had de weg gebaand voor Jezus en Hem ook gedoopt. Maar toen hij in de gevangenis zat begon hij toch te twijfelen of Jezus wel echt de Messias was. Wellicht vond hij het vooruitzicht om in de gevangenis te sterven moeilijk, of viel Jezus’ optreden hem ronduit tegen.

Jezus stelde Johannes gerust door te verwijzen naar profetieën over de Messias in de bijbel. Maar Hij riep Johannes ook nadrukkelijk op om geen aanstoot aan Hem te nemen (Joh. De Doper; Matt. 11:2-6).
Zo’n diepe geloofsteleurstelling kan het resultaat zijn van persoonlijk leed, zoals het overlijden van een geliefde, een slepende ziekte die maar niet overgaat, verraad van een partner, e.d.

Wij kunnen ook teleurgesteld raken door slechte ervaringen in de gemeente of door het gedrag van geestelijke leiders. Bewust of onbewust projecteren wij deze slechte ervaringen op God. Ook kan teleurstelling worden veroorzaakt doordat een belofte waarin wij stellig geloofde niet uitkwam.

Bijvoorbeeld wij verwachtten dat God ons een promotie zou geven op ons werk, maar in plaats daarvan werden wij ontslagen. Het is dan mogelijk dat wij niet meer in Gods beloften durven te geloven om ons zo tegen nieuwe teleurstellingen te beschermen. Ook is het mogelijk dat wij voor mensen hebben gebeden, voor genezing of voor een andere zegen, en dat dit geen merkbaar resultaat had. Dan kunnen wij faalangst ontwikkelen. Wij worden dan geremd om nog een keer vrijmoedig in geloof voor een wonder te bidden uit angst dat het weer niet lukken zal.

Het is van groot belang dat wij de Heer vragen ons hart te genezen van elke pijn van teleurstelling. Dit geldt nog in sterkere mate wanneer deze teleurstelling ons vertrouwen in God Zelf ondermijnt. Ook moeten wij de teleurstelling achter ons laten. In plaats van ons te laten ontmoedigen is het beter een teleurstelling te gebruiken als een stimulans om ons met nog meer passie naar Gods beloften uit te strekken. Hierbij moeten wij de pijn van de teleurstelling los kunnen laten.

Niemand van ons is volmaakt. Wij blijven allemaal fouten maken en tegenslag ervaren. Maar dat hoeft ons niet te weerhouden van een verdere groei in ons geloof.

H3. Ontevredenheid en dankbaarheid.

Teleurstellingen in ons geloof of in ons leven als geheel kunnen ook leiden tot ontevredenheid. Dit uit zich in klagen, kritiek en andere vormen van negatief gedrag. Ontevredenheid leidt ook tot bitterheid omdat wij onbewust God verwijten dat Hij onrechtvaardig met ons omgaat.

Een veel voorkomende vorm van ontevredenheid is miskenning. Hierbij vinden wij, terecht of onterecht, dat wij in de gemeente of in de samenleving niet die erkenning krijgen waar wij naar onze mening recht op hebben.

Ontevredenheid verziekt bewust of onbewust onze relatie met God en remt ons geloof en onze openheid om van God te ontvangen. Dit betekent niet dat het verkeerd is om onze problemen met naam en toenaam te benoemen, en evenmin dat wij niets meer mogen vragen.

Als wij de Psalmen lezen, dan zien wij dat de dichters ervan zeer nadrukkelijk hun nood klaagden bij de Heer. Soms gebeurde dit in uiterst dramatische taal. Wat onze wensen betreft, Paulus roept ons zelfs op om deze wensen heel intensief bij de Heer in gebed te brengen. De sleutel is echter de houding waarin wij dit doen.

Paulus roept ons op om dit gebed vanuit een houding van dankbaarheid uit te spreken (Fil. 4:6). Wij danken God dan om wat Hij al voor ons gedaan heeft en voor wat Hij nog gaat doen. Wij danken Hem verder voor het feit dat Hij alle dingen ten goede mee laat werken, en bovenal voor wie Hij Zelf is.

Een houding van ontevredenheid vermindert ons vermogen om zegen van Hem te ontvangen, het sluit ons voor Hem af.

Dankzegging daarentegen opent juist de sluizen van God zegen naar ons toe. De discipline van dankzegging breekt dus het bolwerk van ontevredenheid. Maar ook bekering van ontevredenheid en gebed om genezing van de wonden die deze ontevredenheid hebben binnengelaten, zijn krachtige wapens tegen dit bolwerk. Eventueel kan bevrijding eveneens noodzakelijk zijn.

H4. Het bolwerk van bezorgdheid.
Bezorgdheid is een bolwerk waar Jezus ons nadrukkelijk voor waarschuwt. Dit bolwerk ondermijnt ons vertrouwen in Gods voorziening, bescherming en leiding van ons leven (Matt. 6:25-34).

Bezorgdheid is gekoppeld aan een geest van controle. Dit bolwerk wil dat wij stevig de touwtjes van ons leven in handen houden. Het kan de onzekerheid van factoren die in ons leven boven onze controle gaan niet hanteren. Dit bolwerk is dan ook gekoppeld aan een houding die elk risico in het leven probeert uit te sluiten.

Bezorgdheid is eigenlijk een poging om op een krampachtige manier ons toch het idee te geven dat wij alle onzekere factoren wel kunnen controleren. Het is ook een vorm van primitieve en weinig succesvolle magie. Door ons in onze bezorgdheid ergens op te concentreren hopen wij zo onbewust dat het probleem waarover wij bezorgd zijn niet op zal treden. Uiteraard is dit een illusie.

Jezus vraagt in dit verband dan ook wie door bezorgdheid ook maar één el aan zijn lengte kan toevoegen.

Bezorgdheid is sterk aanwezig in het georganiseerde Nederland met zijn regels en procedures. Opvallend is dat het juist ook een sterk bolwerk is onder gelovigen met een christelijk voorgeslacht.

Dit heeft onder meer te maken met een godsdienstige visie op verantwoordelijkheid en zorgzaamheid. In deze visie is een goed christen iemand die al zijn persoonlijke zaakjes in de puntjes regelt, en de zaakjes van zijn gezin en dat van de gemeente. Ongemerkt sluipt hierdoor veelal een geest van controle en bezorgdheid binnen die dan met christelijk verantwoordelijkheidsgevoel verward wordt.

Bezorgdheid leidt, zoals net gezegd, ook tot risicomijdend gedrag. Wij stellen ons dan de ergste mogelijkheid in een situatie voor, ook al is die zeer onwaarschijnlijk. Vervolgens gaan wij dan allerlei oplossingen creëren om deze problemen te voorkomen of op te lossen. Wij kunnen bijvoorbeeld zo bang zijn voor toekomstige armoe dat wij vele financiële noodpotjes aanleggen, terwijl wij dit geld veel nuttiger zouden kunnen besteden voor Gods koninkrijk.

Ook gemeenten leggen soms eindeloze financiële reserves aan om zich tegen allerlei risico’s in te dekken, in plaats van de reserves te ‘zaaien’ en de Heer voor de toekomst te vertrouwen. Bezorgdheid leidt ook tot spanning. Onze gedachten maken overuren door te denken over wat er kan gebeuren, en hoe wij deze problemen kunnen voorkomen of oplossen, ook als, ook al doen deze problemen zich nu niet voor en misschien wel nooit.

Paulus toont dat de vrede van God nooit in ons kan regeren zolang wij bezorgd zijn (Fil. 4:6,7)

H5. Bezorgdheid is zonde.
De controlegeest die gekoppeld is aan bezorgdheid, wil of kan eigenlijk de heerschappij over het eigen leven niet aan de Heer delegeren. Door deze geest blijven wij als het ware Hem op de vingers kijken om te zien of Hij het allemaal wel goed doet. Eigenlijk is bezorgdheid een motie van wantrouwen aan het adres van de Heer.

Om dit bolwerk te breken moeten wij onder ogen zien dat bezorgdheid niet alleen maar een menselijke zwakheid is. Het is zonde. Het is gebrek aan vertrouwen, en gebaseerd op de gedachte dat wij eigenlijk zelf ons leven beter kunnen controleren dan Hij.

Bezorgdheid is dan ook een grote vijand van geloof. Jezus zegt dat niet alleen het bedrog van de rijkdom maar ook de ‘zorg om het dagelijks bestaan’, bezorgdheid dus, het zaad van het koninkrijk kan verstikken (Matt. 13: 22). Het kan ook de herinnering aan wonderen van God stelen, waardoor deze wonderen niet tot blijvende geloofsgroei leiden.

Wij zien dit zelfs bij Jezus’ discipelen terug. Net nadat zij een wonderlijke vermenigvuldiging van brood door Jezus hadden meegemaakt, waren de discipelen toch weer bezorgd omdat zij vergeten waren brood mee te nemen. De wonderlijke vermenigvuldiging had geen blijvend geloof in Gods voorziening te weeg gebracht. Jezus wees hen vanwege hun klein geloof terecht (Matt. 16:5-10).

Voor het doorbreken van dit bolwerk is doorgaans gebed voor bevrijding noodzakelijk. Omdat het kan worden verhuld door een geest van religie, die bezorgdheid als ‘christelijke verantwoordelijkheid’ beschouwt, moet geest van een religie veelal ook worden doorbroken.

Verder vereist vrijheid van bezorgdheid een grote discipline, omdat bezorgdheid doorgaans sterk vergroeid is met ons gedachteleven. Elke keer dat wij dat wij ergens bezorgd over zijn, dienen wij dit meteen te belijden en te kiezen om de Heer wel te vertrouwen.

H6. Overige belemmeringen van groei.
Andere bolwerken die geloof belemmeren zijn pessimisme, somberheid, ‘zwart kijken’, en een geest van rouw. Deze bolwerken zijn eigenlijk banden die ons aan de dood verbinden, waardoor ons geloof en de kracht van de levende God niet echt door breken. Deze bolwerken kunnen deels voortkomen uit het voorgeslacht.

Bevrijding en genezing van de onderliggende trauma’s zijn doorgaans nodig om deze bolwerken te breken. Bekering van pessimisme, e.d. is eveneens vereist.

Andere bolwerken van negativisme zijn cynisme, overmatige scepsis en geestelijke onverschilligheid. Deze bolwerken kunnen verbonden zijn met de bolwerken van pessimisme, e.d. , maar worden tevens gevoed door de waarden van een seculier wereldbeeld. In dit wereldbeeld, dat dominant is in de westerse cultuur, staan scepsis en soms ook cynisme hoog aangeschreven.

Deze bolwerken zijn veelal gekoppeld aan geestelijke trots. Dit seculiere wereldbeeld beschouwt cynische en sceptische mensen als verfijnde intellectuelen en eenvoudige gelovigen als domoren. Maar God vindt scepsis, cynisme en onverschilligheid juist belachelijk. ‘Wat voor de wereld dwaas is, heeft God uitverkoren om wat voor de wereld wijs is te beschamen’ (1 Kor. 1:27). Het breken van cynisme, scepsis, e.d. vereist dan ook onder meer bekering van de geestelijke trots die aan deze bolwerken gekoppeld is.

Scepsis, cynisme en onverschilligheid zijn kenmerken van het geestelijke klimaat in Nederland. Het is daarom belangrijk om ons tegen de invloed hiervan op ons geloof te wapenen. Uiteraard is het niet mogelijk om alle contacten met negatieve mensen te vermijden. Wel kan het raadzaam zijn om mensen van wie een zeer negatieve sfeer van ongeloof en cynisme uitgaat, zo veel mogelijk op een afstand te houden.

Vraag de Heer verder elke dag om bescherming van jouw geloof tegen alle uitingen van negativisme en ongeloof in jouw omgeving. Reinig je verder regelmatig in jouw gebed van de negatieve invloeden die jij elke dag vanuit jouw omgeving ondergaat. Tevens is het raadzaam om te bidden dat de bolwerken van ongeloof en verharding in onze omgeving worden gebroken. Als vrucht van dit gebed zal de negatieve invloed van deze bolwerken op ons ook verminderen.

De laatste bolwerken die ik wil noemen zijn een geest van veroordeling of beschuldiging en minderwaardigheid. Ook dit zijn bolwerken die de groei van ons geloof remmen. Een geest van beschuldiging of veroordeling wil ons laten geloven dat wij geestelijk niet waardig genoeg zijn om door God te worden gebruikt.

En een geest van minderwaardigheid zegt dat wij niet belangrijk genoeg zijn om door God te worden gebruikt. Deze bolwerken zijn feitelijk leugens. Wij kunnen deze bolwerken neerhalen door deze nadrukkelijk te confronteren met Gods waarheid.

De bijbel zegt dat God ons vrijspreekt, en dat er daarom geen aanklacht of veroordeling meer bestaat voor ons, de uitverkorenen van God (Rom. 8:33,34). De leugen die stelt dat wij niet belangrijk genoeg zijn om door God te worden gebruikt kunnen wij weerleggen met 1 Kor. 1:27 en 28.

Hier staat dat God wat in de ogen van de wereld dwaas, veracht, zwak en onbeduidend is heeft uitgekozen om wat wijs, sterk en wel gewichtig is, te beschamen. M.a.w. zelfs als wij echt minderwaardig zouden zijn dan is dit eerder een voordeel om door God te worden gebruikt dan een nadeel.

K.  Tot slot

K1. Geloof en geestelijk strijd.
Wij hebben een tegenstander die niet wil dat wij doorbreken in geloof. Al in de hof van Eden probeerde Hij het vertrouwen van de mens in God te ondermijnen (Gen. 3:1-7), en helaas, met succes.

De duivel bestaat. Hij doet er alles aan om ons geloof te bestrijden. Dit doet hij door onophoudelijk allerlei negatieve ideeën in onze gedachten te spuien. Vaak zijn wij ons hier nauwelijks bewust van. Maar de invloed van deze ideeën is er niet minder om.

Deze ideeën richten zich enerzijds op ons beeld van God. De vijand zal ons heel subtiel willen laten geloven dat God niet echt te vertrouwen is, en dat Zijn beloften onzin zijn of voor ons onbereikbaar.

Wanneer wij een teleurstelling meemaken, zal hij ons influisteren: ‘zie je wel, God is niet echt te vertrouwen. Deze beloften zijn er niet voor jou’, e.d. Verder zal hij ons telkens influisteren dat wij niet waardig of belangrijk genoeg zijn om zegeningen van God te ontvangen of om als instrument van Zijn kracht te dienen.

Hij zal ons influisteren dat wij een zonde of fout hebben begaan waardoor God ons niet hoort, of dat wij toch zullen falen en afgaan. Ook zal hij alle problemen in ons leven en in de wereld uitvergroten. Op die manier wil hij ons laten geloven dat wij deze problemen niet in geloof kunnen overwinnen.

Vaak geloven wij deze suggesties van de vijand zonder dat wij dit beseffen. Telkens wanneer wij zo’n suggestie geloven, geloven wij God dus niet. Elke keer wordt er dan een stukje van ons geloof afgesnoept, waardoor ons geloof krimpt in plaats van groeit.

De duivel is alleen gekomen om te roven en te stelen. Op deze manier probeert hij dus ons geloof om zeep te helpen. Het is niet gezond en ook niet nodig om veel met de duivel bezig te zijn. Maar het is wel belangrijk om ons bewust te zijn van zijn strategie om ons geloof te ondermijnen.

Wij kunnen de Heer vragen om ons alert te maken wanneer de vijand ons iets influistert wat ons geloof ondermijnt. Dan kunnen wij bewust besluiten om dit niet te geloven en onze blik op God en Zijn beloften te richten.

De bijbel zegt ‘Onderwerp u dus aan God, en verzet u tegen de duivel, dan zal die van u wegvluchten’ (Jac. 4:7). Als wij ons verzetten tegen de geloofsondermijnende suggesties van de vijand, dan zullen deze geen invloed hebben. Indien wij dit gedisciplineerd doen, dan vermijden wij een zeer belangrijk obstakel voor onze groei in geloof. Dan zal de kiem- en groeikracht die de Heer in ons geloof gelegd heeft de ruimte krijgen om te zorgen voor een sterke en duurzame groei.

K2. Samenvatting.
In dit artikel heb ik drie hoofdvormen van geloof besproken. Het basisvertrouwen in God Zelf is als de wortels van een boom, die alle andere delen van ons geloofsleven voedt. Tevens is er het reddende geloof, waardoor wij ons eeuwig heil verzekeren.

Verder is er is er het geloof in Gods beloften voor ons leven nu, waarvan sommige voor ieder van ons gelden, en andere op ons eigen leven zijn toegespitst. Bergen verzettend geloof is ten slotte een groot geloof waardoor wij geloven dat God door en voor ons menselijk gezien onmogelijke dingen tot stand brengt. Dit geloof is voor ieder van ons weggelegd, al kan God sommige mensen een extra gave van geloof geven, tot opbouw van iedereen.

Geloof is gebaseerd op een speciaal zintuig waarmee wij Gods aanwezigheid en beloften registreren en accepteren. Het is niet gebaseerd op zintuiglijke waarneming of gevoel of op verstandelijke redenering. Wel zijn er diverse feitelijke waarheden over God die wij met ons verstand moeten aanvaarden. Desondanks is geloof een rotsvaste zekerheid die gebaseerd is op de rotsvastheid van God en Zijn beloften Zelf.

Ik heb diverse kanten van geloof geïllustreerd aan de hand van Abraham, de ‘vader van alle gelovigen’. Vervolgens heb ik ongeloof, twijfel en klein geloof besproken, hun oorzaken en Gods perspectief hierop.
Ik heb gesteld dat God ons geloof wil louteren via moeilijkheden en zelfs vervolging, en heb geschreven over het belang van volharding in het geloof.

Verder ben ik ingegaan op diverse manieren waarop wij de groei van ons geloof kunnen bevorderen, en heb ten slotte belangrijke bolwerken besproken die de groei van ons geloofsleven frustreren.

Deze bolwerken zijn onder meer: ongeloof, ontevredenheid, teleurstelling, pessimisme, cynisme, scepsis, bezorgdheid, veroordeling en minderwaardigheid. Tevens heb ik suggesties gegeven over hoe deze bolwerken te breken. Ik heb afgesloten met opmerkingen hoe met de suggesties van de vijand om te gaan die ons geloof wil ondermijnen.


 
Cora & Jan-Willem Bakker

J.W.A. Bakker. Kingdom Rule Ministries. ©2009. www.kingdomrule.org 
Overname of vermenigvuldiging van dit artikel slechts met toestemming auteur en bronmelding.

 

 Informeer een kennis over dit artikel!

Vul hier het e-mailadres van de ontvanger in:
                  

 

Actueel[toon alles]
Activiteiten[toon alles]