Valkuilen: Trots en Zelfverheffing - Jan Willem Bakker

  Bookmark and Share

Inhoudsopgave 

A. Inleiding
B. Trots en bijzondere openbaringen in het leven van Paulus
C. Nederigheid door schade en schande
D. Nederigheid en trots bij Mozes
E. Woede bij Mozes: een Levitisch generatie probleem
F. Zelfverheffing in het leven van David
G. Hoe koning Hizkia voor zijn examen zakte
H. De oerzonde van Abraham
K. Abraham en Isaäk werden niet gestraft
L. Valkuilen van trots in ons leven
M. Blijvende waakzaamheid voor oude zonden 

A. Inleiding
Velen van ons verwachten een ongekende uitstorting van Gods zalving onder Zijn kinderen, om Zijn koninkrijk met kracht ban te laten breken. Een verantwoorde omgang met Gods sterke zalving vereist echter een gedegen persoonlijke voorbereiding en geestelijke discipline.

Een sterke zalving heeft namelijk ook diepe valkuilen. Een belangrijke valkuil is geestelijke trots. De bijbel toont dat een sterke zalving niet automatisch samengaat met een karakter dat aan Christus gelijk is. Deze trots leidt tot misbruik van de zalving voor eigen glorie of verleidt ons om over anderen te heersen of hen uit te buiten.

Een andere valkuil is verwant aan trots. Dit is zelfoverschatting of onachtzaamheid over het gevaar dat oude en diepgewortelde zonden weer de kop op kunnen steken. Velen van ons hebben in hun leven met één of meerdere speciale zonden af moeten rekenen die heel diep in onze persoonlijkheid verankerd waren en die vaak ook van het voorgeslacht afkomstig waren. Door de genade van de Heer kunnen wij deze diepe wortels opruimen en in overwinning over deze zonden leven.

Deze zonden zullen echter proberen weer toe te slaan als wij geestelijk niet alert zijn. Mede daarom zegt de bijbel ook dat ‘wie staat, zie toe dat hij niet valt’ (1 Kor. 10:12) Een valkuil van een krachtige zalving is de verleiding om te denken dat wij voor deze dreiging van oude zonden immuun zijn geworden. Succes kan verblinden, ook in de christelijke bediening. Het resultaat is dat wij onze alertheid verliezen voor de verleidingen van de duivel om deze oude bronnen van zonde te heropenen.

Deze valkuilen kunnen ons leven en bediening ernstig verontreinigen en uiteindelijk zelfs schipbreuk
veroorzaken. Het is daarom raadzaam om ons van deze valkuilen bewust te zijn voordat de krachtige zalving in ons leven doorbreekt.

In dit artikel zal ik nader op dit onderwerp ingaan aan de hand van de beschrijving van de fouten en valkuilen van enkele bekende personen in de bijbel. Ondanks hun fouten, tekortkomingen en valkuilen nemen deze personen een belangrijke plaats in Gods heilsgeschiedenis in. Desondanks hebben zij soms zwaar moeten leiden ten gevolge van deze fouten. Hun fouten en tekortkomingen staan in de bijbel vermeld om ons te helpen om niet in soortgelijke valkuilen te vallen. 

B. Trots en bijzondere openbaring in het leven van Paulus
Een sleutelpassage voor het onderwerp van dit artikel is Paulus’ betoog in 2Korinthe 10-13. In dit gedeelte gaat hij in op het probleem van valse apostelen. Eén van de kenmerken van de valse apostelen was hun trots en opschepperij. Zij dichtten zichzelf een hoge geestelijke status toe vanwege hun joodse afkomst en hun vermeende zalving en ervaringen.

Deze status die zij zichzelf toedienden gebruikten zij om over de gelovigen te heersen in plaats van hen te dienen. Paulus benadrukt hiertegenover het grote belang van nederigheid en dienstbaarheid. In hoofdstuk 11 vanaf vers 21 toont Paulus dat hij nog veel meer reden tot opschepperij zou hebben dan de valse apostelen als hij uit zou gaan van de maatstaven voor geestelijke status die deze valse  apostelen hanteerden.

Hij maakt deze valse apostelen en hun maatstaven verder belachelijk door op een ironische manier over zichzelf te gaan opscheppen. Het hoogte punt van deze namaak opschepperij staat in hoofdstuk 12. Paulus schept hier op over een persoon die uitzonderlijke openbaring heeft ontvangen, in de derde hemel is opgenomen en voor een mens onuitsprekelijke woorden heeft gehoord. Uit het vervolg van dit hoofdstuk blijkt dat hij het hierbij over zichzelf heeft. Maar Paulus stelt dat hij ondanks deze uitzonderlijke ervaringen heeft besloten om niet hoog van zichzelf op te geven of over zichzelf op te scheppen. 

In Filippenzen 3 beschrijft Paulus dit besluit tot nederigheid nog helderder en bondiger. Ook in dit gedeelte waarschuwt hij tegen valse apostelen. Deze valse apostelen bestonden uit judaïsten die de gelovigen wilden dwingen de wetten van Mozes te blijven volgen en om besnijdenis te ondergaan. Paulus verklaart dat hij op grond van de maatstaven van de judaïsten nog meer reden heeft om hoog over zichzelf op te geven.

Maar hij zegt vervolgens dat hij alles wat hem winst was als verlies beschouwt omdat het kennen van Christus boven alles uitgaat. Hij gaat nog verder door te stellen in vers 8 dat hij om Christus te kennen alles als vuilnis beschouwt. Onder alles valt niet alleen de Farizeïsche achtergrond van Paulus, maar ook zijn bijzondere zalving en openbaringen als christen. In vergelijking met het kennen van Christus valt de meest uitzonderlijke ervaring of openbaring voor Paulus volstrekt in het niet. Daarom is er voor hem geen enkele reden om trots op dergelijke ervaringen of openbaringen te zijn. 

C. Nederigheid door schade en schande
Als wij teruggaan naar 2 Kor.11 en 12 dan blijkt dat deze nederigheid Paulus niet bepaald aan is komen waaien. Vlak nadat Paulus in vers 6 zegt dat hij niet op grond van bijzondere openbaring wil worden beoordeeld, zegt hij in vers 7 dat God hem ‘een engel van de satan’ gaf die hem kwelt. Gods doel hiermee was om te voorkomen dat Paulus zich zou verheffen.

Hieruit kunnen wij opmaken dat die buitengewone openbaringen Paulus in de verleiding zouden brengen om trots te worden. En om dat te voorkomen zond God hem die engel van de satan. Je zou wellicht verwachten dat die speciale openbaringen Paulus juist nederig zouden maken. Immers in de derde hemel kwam hij heel direct en intensief met God in aanraking.

Maar kennelijk produceren hoge en diepe openbaringen van God niet automatisch de nederigheid van Christus. Deze kunnen mensen zelfs juist verleiden tot trots, welke hoofdzonde nummer 1 is. De valkuil om vanwege die hoge openbaringen trots te worden was kennelijks zelfs zo sterk voor Paulus dat God een heel drastische maatregel nam om hem nederig te houden: hij stond toe dat ‘een engel van de satan’ Paulus kwelde. Het werk van Paulus was voor het koninkrijk van God zo belangrijk dat God hoe dan ook wilde voorkomen dat dit werk vanwege persoonlijke trots schipbreuk zou leiden.

Het gevaar van religieuze trots werd bij Paulus niet alleen veroorzaakt door het speciale karakter van de openbaring waar hij in 2 Kor 11 en 12 over spreekt. Dit gevaar werd nog eens versterkt door een oerzonde vanuit zijn godsdienstige achtergrond. Paulus was een Farizeëer. Zoals de genoemde gedeelten in Filippenzen en 2 Korinthe tonen, was hij zich sterk bewust van zijn achtergrond en van de verleiding om wegens die achtergrond geestelijk trots te worden. Hij had weliswaar ontdekt dat alles, zowel zijn achtergrond als zijn ervaringen, waardeloos waren in vergelijking met het kennen van Christus.

Toch bleef het gevaar bestaan dat zijn speciale ervaringen de oude Farizeïsche trots weer in hem zouden activeren. Deze combinatie van een achtergrond van religieuze trots en zeer uitzonderlijke openbaringen noopte God tot het toelaten van een engel van de satan die Paulus kwelde.

Zo garandeerde God dat Paulus niet weer in geestelijke trots verviel. Het is niet helemaal duidelijk of deze kwelling van een ‘engel van de satan’ nu een lichamelijke kwaal was, of dat deze kwelling sloeg op de voortdurende vervolging en verdrukking die hij ervoer. Wel is duidelijk dat deze kwelling Paulus een voortdurende publieke schaamte en vernedering bezorgde. Op deze manier werd Paulus letterlijk en figuurlijk ‘door schade en schande’ nederig gehouden. 

D. Nederigheid en trots bij Mozes
Het is interessant om de situatie van Paulus te vergelijken met die van Mozes. Wij lezen in de Oude Testament dat Mozes een heel bijzondere profeet was, die vele directe confrontaties had met God en Zijn Heerlijkheid. (Exodus 33:11; 34:29,30; Numeri 12:6-8) De bijbel laat tevens heel duidelijk zien dat Mozes de nederigste mens op aarde was. (Numeri 12:3; Sommige vertalingen vertalen het woord nederig met bescheiden of zachtmoedig) In tegenstelling tot Paulus leidden de vele confrontaties van Mozes met God en Zijn heerlijkheid wel tot een karakter dat nederig en zachtmoedig was als God Zelf. God had geen ‘engel van de satan’ nodig om Mozes nederig te houden.

Toch lezen wij in Numeri 20 over een incident waarbij de bediening van Mozes ernstig ontspoorde. Hij verviel toen in ongehoorzaamheid en aanmatigend gedrag. De aanleiding tot dit incident was een gebrek aan water bij het volk Israël toen het rondtrok in de woestijn. Het volk werd hierom boos en hield Mozes en Aäron voor dit gebrek aan water verantwoordelijk. Mozes en Aäron gooiden zich vervolgens neer bij de ingang van de tent der samenkomst, waar de Heerlijkheid van God aan hen verscheen. God gaf Mozes opdracht de bloeiende staf van Aäron mee te nemen naar een rots en vervolgens tegen de rots te spreken en die te bevelen water te geven. Met de staf in zijn hand ging Mozes met het volk naar de rots.

Echter, in plaats van de rots sprekend te bevelen water te geven, wat God hem had opgedragen, sloeg Mozes tot twee keer met de staf op de rots. Niet alleen was hij ongehoorzaam aan Gods bevel, maar hij was tevens aanmatigend. Hij vroeg aan het volk of Aäron en hij water voor het volk water uit de rots zouden laten komen. (vers 10). Hij sprak en gedroeg zich alsof hijzelf de bron was van de wonderen die God voor Israël deed. Hij verhief zich op dit moment feitelijk boven God. Bovendien was de staf van Aäron een speciaal aan God gewijd voorwerp, en daar mocht Mozes zonder Gods toestemming niet zomaar mee op een rots slaan. 

E. Woede bij Mozes: een Levitisch generatieprobleem
De reden waarom de anders zo gehoorzame en nederige Mozes nu zo in de fout ging had te maken met een oude en diepgewortelde zondige neiging in Mozes: woede. Het feit dat Mozes twee keer met de stok sloeg in plaats van heel beheerst een mondeling bevel te geven toont dat Mozes inderdaad boos was. Mozes’neiging tot heftige en zelfs gewelddadige boosheid zien wij al vroeg in zijn leven toen hij een Egyptenaar doodsloeg, waarna hij de woestijn in moest vluchten. (Exodus 2:12) Deze neiging uitte zich ook in het kapot smijten van de twee stenen platen waarop God de wet had geschreven. (Exodus 32:19) Weliswaar was boosheid op de afgoderij van Israël gerechtvaardigd. Maar Mozes liet zich zo door zijn woede meeslepen dat hij de platen stuk wierp die God Zelf had uitgehakt en waarop God Zelf geschreven had.

Het is dan ook opvallend dat God Mozes de nieuwe platen waarop God ging
schrijven zelf moest uithakken, omdat hij de eerste platen had stukgegooid. (Exodus 31:18; 34:18) 

De boosheid van Mozes was feitelijk een generatie zonde die van zijn stamvader Levi afkomstig was. Levi en Simeon waren zo woedend op de mannen van Sichem die hun zuster Dina niet goed hadden behandeld dat zij hen via een krijgslist uitroeiden. (Genesis 34: 25,26) Jacob onthield Levi vanwege deze moordzuchtige woede een vast erfdeel in Israël, maar 3verstrooide deze stam onder de overige stammen. (Genesis 49:5-7) God veranderde deze vloek in een zegen door de stam Levi een stam van priesters en onderwijzers van de wet te maken, die verspreid over heel Israël hun taken uitvoerde.

De van zijn voorgeslacht overgenomen woede sleep Mozes bij het voorval bij de rots zo mee dat hij ongehoorzaam en aanmatigend was en zonder respect voor de Heer handelde. Mozes’ heftige woede creëerde dus ook een opening voor geestelijke trots. God kon dit gedrag niet tolereren en liet duidelijk merken dat Zijn plan met Israël niet van Mozes afhing.

Weliswaar was de Heer heel genadig voor Mozes, gezien onder meer de manier waarop hij stierf. Maar Mozes mocht Israël niet zelf meer het beloofde land inleiden. (Numeri 27:12-18) Zo toonde God dat alleen Hij de bron was van alle zegen van Israël en dat hij ook een andere dienaar voor Zijn plannen kon gebruiken dan Mozes. 

F. Zelfverheffing in het leven van David
David had een zeer intieme relatie met God. Hij was tevens al van jongst af aan een echte aanbidder. Hij had een oprecht hart van aanbidding, en was daarmee ook heel nederig voor God. God noemde hem dan ook een man naar Zijn hart, en koos hem uit als koninklijke stamvader van Christus. (1 Samuël 13:14) Deze houding van intieme aanbidding kenmerkte David ook toen hij koning was. Hij richtte de ‘tent van David’ op. Hierin werd door gezalfde musici non stop aanbidding verricht.(1 Kronieken 16: 4-6) In tegenstelling tot de tempel van Salomo was er in deze tempel geen scheiding tussen delen van de tent die voor God en delen van de tent die voor de mens waren bestemd.

Dit hield in dat er een direct contact bestond tussen de aanbidders en God Zelf. God was heel enthousiast over deze ‘tent van David’ en over de directe relatie tussen God en mensen die deze tent kenmerkte. Dat blijkt wel uit het feit dat de tent van David model stond voor het koninkrijk van God na de komst van Christus. (Amos 9:11; Handelingen 15:16-18).

Ondanks zijn nederigheid, hart van aanbidding en intieme relatie met God beschrijft de bijbel twee ernstige episoden van trots en zelfverheffing in het leven van David. De eerste is zijn verleiding van Batseba en de daarop volgende moord op haar echtgenoot. (2 Samuël 11) Behalve dat hier sprake is van seksuele zonde en moord is dit voorval ook een voorbeeld van zelfverheffing.

David gedroeg zich alsof hij, de door God gekozen koning, nu boven Gods wet stond. Hij deed of Gods geboden voor hem niet meer golden, maar dat hem als Gods lieveling alles was toegestaan. Deze episode ondermijnde zijn koningschap door een blijvende vloek. Ten gevolge van dit voorval werd zijn familie door intrige, moord en immoraliteit gekenmerkt. (2 Samuël 13) Uiteindelijk mondde deze vloek uit in de rebellie van Absalom.

Deze rebellie dwong David zijn eigen koninkrijk te ontvluchten; hij ontsnapte maar te nauwer nood aan de dood. (2 Samuël 15-18) In dit verband werd hij ook publiekelijk vernederd doordat Absalom omgang had met David’s bijvrouwen voor de ogen van heel het volk. (16: 22) Vlak na de episode rondom Batseba en haar echtgenoot had de profeet Natan David deze vloek en publieke vernedering al aangekondigd. (2 Samuël 12:10-12)

Het tweede moment van zelfverheffing betrof de volkstelling die David instelde. (2 Samuël 24:1-18) Deze telling was ingegeven door een wens om te weten hoe machtig en belangrijk zijn koningschap was. Het is opvallend dat zelfs Joab, Davids beruchte legeraanvoerder, besefte dat deze volkstelling een daad van dwaze ambitie betrof. Toch drukte David deze volkstelling door. (vers 3) God strafte David voor deze zelfverheffing.

David’s zalving en speciale plaats in Gods hart voorkwam deze straf niet, al behield David zijn koningschap en zijn status als koninklijke voorvader van Christus. 

G. Hoe koning Hizkia voor zijn examen zakte
Koning Hizkia had door schade en schande nederigheid geleerd. God had hem gered uit twee
crisissituaties waarin zijn koninkrijk en zelfs zijn leven ten einde leken. (2 Koningen 18-20)

Tijdens het beleg van Jeruzalem door Assyrië was de situatie zo ernstig dat de bewoners van de stad gedwongen waren hun eigen urine te drinken en uitwerpselen te eten. De profeet Jesaja had echter geprofeteerd dat de stad niet zou vallen.

Een brief van de leider van het Assyrische leger waarin God werd beledigd en Hizkia tot overgave werd aangezet, legde Hizkia als gebedshandeling in de tempel neer. (19:14) De volgende dag zorgde God ervoor dat Assyrië het beleg moest staken, en was Jeruzalem gered. De tweede episode betrof zijn ziekte. De profeet Jesaja had namens God aan Hizkia gezegd dat hij aan deze ziekte zou sterven.

Toen Hizkia een ernstige smeekbede opzond besloot God om hem nog 15 jaar te laten leven. Als teken liet God de zon tien graden teruggaan op de zonnewijzer. (20:11) De Heer onderwierp Hizkia vervolgens aan een test. Na zijn genezing kwamen er gezanten uit Babel om hem te feliciteren. Babel was een rijk in opkomst en zou inde toekomst de positie van Assyrië als koloniale macht in de regio overnemen. 2 Kronieken 32:31 toont dat de Heer dit bezoek uit Babel gebruikte om te kijken wat er in Hizkia’s hart omging.

God wilde zien hoe diep zijn ontzag en nederigheid voor God in hem wortel hadden geschoten na die spectaculaire uitreddingen. Hizkia zakte echter voor dit examen. Trots liet hij deze gezanten de schatten van zijn paleis en zijn hele koninkrijk zien. Hij schepte zo feitelijk op over de rijkdom van zijn koninkrijk. Als straf profeteerde Jesaja dat de schatten die Hizkia zo trots aan de gezanten van Babel had laten zien in de toekomst naar Babel zouden worden gevoerd. (20:17) 

H. De oerzonde van Abraham
In de beschrijving van het leven van Abraham in de bijbel zien wij geen voorbeeld van trots ten gevolge van speciale ervaringen met de Heer. Maar in zijn leven kwam enkele malen wel een speciale zonde terug, ondanks zijn speciale relatie met God en de bijzondere zegen en openbaring die hij had ontvangen.

Abraham was bang voor zijn hachje. Deze angst ging zo ver dat hij riskeerde dat zijn vrouw seksueel zou worden misbruikt. Tot twee keer toe was hij bang dat het volk bij wie hij verbleef hem zou doden en iemand van hen Sara tot vrouw zou nemen. Daarom deed hij alsof Sara alleen maar zijn zuster was, en liet hij toe dat zij door koningen werd weggehaald om aan hun harem te worden toegevoegd. De eerste keer gebeurde dit tijdens zijn verblijf in Egypte. (Genesis 12:10-20) De tweede keer gebeurde dit tijdens zijn verblijf in de Filistijnse stad Gerar. (Genesis 20:1-18) Beide keren moest God ingrijpen om Sara te beschermen.

Wij moeten wel beseffen dat het voor Abraham op zich niet zo vreemd was dat hij deze angst had. Hij was een vreemdeling in die streek, ver weg van de structuren van zijn familieclan die iemand in die wereld van die tijd normaal gesproken bescherming boden.

Maar gezien zijn ervaringen met de Heer waren deze aanvallen van angst toch heel opmerkelijk. Deze angst gaf Abraham aan zijn zoon Isaäk door. Net als zijn vader verbleef Isaäk eens in de Filistijnse stad Gerar, vanwege een hongersnood. Hij liet zijn vrouw Rebekka toen ook voor zijn zuster doorgaan. Net als Abraham was hij bang om gedood te worden zodat een koning haar tot vrouw zou nemen. De Filistijnse koning Abimelek ontdekte dat Rebekka Isaäks vrouw was voordat er brokken werden gemaakt. (Genesis 26:1-11) 

K. Abraham en Isaäk werden niet gestraft
Als wij deze fouten van Abraham en Isaäk vergelijken met die van David, Hizkia en Mozes, dan zien wij een belangrijk verschil. De angst, gebrek aan vertrouwen en onverantwoorde houding van Abraham en Isaäk waren zondig. Toch lezen wij niet dat God hen voor deze zonden strafte. In het geval van Abraham en Sara lezen wij zelfs dat God hen op een bijzondere manier beschermde. Genesis 12: 17 toont dat God het huis van Farao strafte met zware plagen omdat hij Sara tot vrouw had genomen.

Toen koning Abimelech van Gerar Sara tot vrouw nam omdat hij niet wist dat zij al met Abraham getrouwd was, verhinderde God dat Abimelech omgang met Sara had. (Genesis 20:6) Verder sloeg God het hele huis van Abimelech met onvruchtbaarheid. God vertelde Abimelech verder in een droom dat hij een ‘kind des doods’ was, omdat hij de vrouw van een profeet tot vrouw had genomen. (20: 3, 7,18) Die onvruchtbaarheid week pas toen Abimelech Sara bij Abraham terug bracht, vergeving vroeg en Abraham voor hem en zijn familie liet bidden. (20:17)

Een belangrijke reden voor dit verschil tussen Abraham en Isaäk enerzijds, en de andere besproken bijbelse leiders anderzijds, is dat de zonden van Abraham en Isaäk geen uitingen waren van trots en zelfverheffing. Kennelijk treedt de Heer strenger tegen ons op wanneer wij in trots en zelfverheffing vallen dan wanneer wij in andere zonden vervallen. 

L. Valkuilen van trots in ons leven
De levens van de bijbelse leiders die hier zijn besproken illustreren dat een sterke zalving, een speciale plaats in Gods hart, en bijzondere ervaringen met de Heer ons niet automatisch nederig maken. Bovendien tonen deze levens dat geestelijke trots niet alleen gevaarlijk is voor onszelf, maar ook verwoestende effecten kan hebben op hen die bij ons betrokken zijn. Deze gevaren worden groter naarmate onze zalving en niveau van openbaring stijgt.

Twee belangrijke vormen van trots waar wij in het lichaam van Christus vooral voor dienen te waken zijn ongecontroleerde ambitie en een verlangen om de belangrijkste te zijn. Ambitie voor de eer van God en de uitbreiding van Zijn koninkrijk zijn zeer positieve drijfveren. Maar het is gevaarlijk om een dergelijke ambitie te mengen met een verlangen om een grote plaats in Gods koninkrijk in te nemen. Menig goedbedoeld project in de gemeente leidt op den duur schipbreuk vanwege een te grote en te weinig gecontroleerde persoonlijke ambitie.

Met het oog op dergelijke persoonlijke ambitie zegt Paulus: “koester geen gedachten, hoger dan uw voegen, maar gedachten tot bedachtzaamheid, naar de mate van het geloof dat God ieder in het bijzonder heeft toebedeeld”. (Romeinen 12:3 NBG)

Een andere vorm van trots is een competitiezucht waarbij wij belangrijker willen zijn dan een ander. Jezus’ discipelen hadden al last van het verlangen om nummer 1 te zijn, ondanks hun nauwe relatie met Hem. Christus waarschuwt dan ook heel nadrukkelijk tegen een dergelijke ambitie. (Matteüs 20:20-28; Lukas 22:24-26) Opschepperij over eigen ervaringen en zalving of het uitwijden over dergelijke ervaringen om indruk op anderen te maken zijn andere vormen van geestelijke trots.

Trots, ambitie en competitiezucht zijn overigens niet alleen valkuilen voor individuele christenen, maar ook voor gemeenten en christelijke organisaties. De ambitie om de leidende gemeente of bediening in een land of regio kan soms sluipenderwijs de geestelijke cultuur van een bediening of gemeente gaan bepalen. Deze zelfverheffing opent de poort voor problemen van velerlei aard. Jaloezie is eveneens verwant aan trots. Het is een vorm van competitiezucht waarbij een andere gelovige, gemeente of bediening geen grote zegen, succes, krachtige zalving of prominente rol wordt gegund. Een jaloerse persoon of organisatie koestert de trotse gedachte dat hij of zij zelf de beste dient te zijn. Daarom kan een dergelijke persoon of organisatie niet tolereren dat anderen hem of haar naar de kroon steken. Jaloerse personen of organisaties proberen meestal de zalving of rol van anderen naar beneden te halen via kwaadsprekerij, laatdunkende kritiek, of intriges. 

M. Blijvende waakzaamheid voor oude zonden
De levens van de bijbelse leiders die in dit artikel zijn besproken leren ons tevens dat wij waakzaam dienen te zijn voor de terugkeer van oude, sluimerende zonden. Niemand van ons is te gezalfd of te geliefd door God om automatisch gevrijwaard te blijven van zulk een terugkeer van oude zonden. Altijd dienen wij alert te blijven op pogingen van de vijand om deze oude zonden weer in ons te activeren.

Deze zonden kunnen van persoon tot persoon variëren. Hieronder kunnen onder meer vallen: mensenvrees, bezorgdheid, klagen, kritiek, neiging tot compromissen, het vertellen van ‘leugentjes’ om ons uit lastige situaties te redden, jaloezie, cynisme, manipulatie, toverij, of de neiging anderen te kleineren of over hen te heersen.

Het is belangrijk dat wij transparant blijven voor de Heer, zodat wij open staan voor Zijn waarschuwingen wanneer een oude zonde weer de kop opsteekt. Ook dienen wij serieus en diepgaand met oude zondige neigingen af te rekenen, zodat de kans dat zij later weer gaan opspelen tot een minimum beperkt blijft. Deze openheid vereist nederigheid. Deze vorm van nederigheid was bij uitstek een eigenschap die David kenmerkte, ondanks dat hij af en toe flink de fout inging.

Deze nederigheid verwoordt hij heel treffend in Psalm 139: 23.24: “Doorgrond mij, God, en ken mijn hart, peil mij, weet mij kwelt, zie of ik geen verkeerde weg ga en leid mij over de weg die eeuwig is”. Tevens zien wij dat David corrigeerbaar bleef. Hij zag eerlijk zijn zonden onder ogen en was bereid om zich hiervan te bekeren. Hij liet zich niet alleen rechtstreeks door God corrigeren, maar ook door Gods dienaren gezeggen, in dit geval de profeten Nathan en Gad. Ondanks perioden van trots en andere grote zonden verviel David niet in een geest van ongezeglijkheid.

Een geest van ongezeglijkheid neemt ons onverbiddelijk in haar ban wanneer wij ons zo sterk mee laten slepen door ons eigen succes dat wij niet meer open staan voor correctie en sturing vanuit het lichaam van Christus, door onze medegelovigen. Spreuken 29:1 toont ons hoe groot dit gevaar van ongezeglijkheid is. 

 
Cora & Jan-Willem Bakker

J.W.A. Bakker. Kingdom Rule Ministries. ©2012. www.kingdomrule.org 
Overname of vermenigvuldiging van dit artikel slechts met toestemming auteur en bronmelding.

Actueel[toon alles]
Activiteiten[toon alles]