Jehovah, de God van het paradijs. 




Dit artikel heeft als uitgangspunt het onderwijs over de eindtijd van Mike Bickle, grondlegger van het "International House Of Prayer" in Kansas City (U.S.A.) 

Inhoudsopgave

A: Elohim is de God van Genesis 1.
B: Jehovah is de God van Genesis 2.
C: De aarde als platform voor Gods relatie met de mens.
D: Het grote verschil tussen Genesis 1 en Genesis 2.
E: De mens als bewoner van de aarde.
F: De mens als bewoner van het paradijs.
G: Jehovah vormde de mens naar Zijn evenbeeld.
H: Jehovah plaatste de mens in het paradijs.
J: Jehovah-God heeft een paradijselijke mentaliteit.
K: De rivier van God.
L: Liefde voor God cultiveren door gehoorzaamheid.
M: De mens in het paradijs als profetisch beeld van de Mens Jezus Christus.


A: Elohim is de God van Genesis 1.
Gen.2:1-4a Zo werden de hemel en de aarde in al hun rijkdom voltooid. Op de zevende dag had God Zijn werk voltooid, op die dag rustte Hij van het werk dat Hij gedaan had. God zegende de zevende dag en verklaarde die heilig, want op die dag rustte Hij van heel Zijn scheppingswerk. Dit is de geschiedenis van de hemel en de aarde. Zo ontstonden ze, zo werden ze geschapen. 

Genesis 1:1-2:4a beschrijft hoe God de hemel en de aarde schiep, en in dat scheppingsproces staan de glorie en de majesteit van God in al hun veelzijdigheid centraal. De bedoeling van de schepping is dat de mens ontelbaar veel aanknopingspunten in de schepping vindt om God als zijn Schepper te aanbidden. 

Rom.1:19-20 Want wat een mens over God kan weten is hun bekend omdat God het aan hen heeft kenbaar gemaakt. Zijn onzichtbare eigenschappen zijn vanaf de schepping van de wereld zichtbaar in Zijn werken, Zijn eeuwige kracht en goddelijkheid zijn voor het verstand waarneembaar. 

Genesis 1 is het verhaal van God en Zijn schepping, en in de schepping neemt de mens in vers 26-30 de belangrijkste plaats in; maar in dit hoofdstuk blijft God Zichzelf alleen maar beschrijven met de titel God. Het Hebreeuwse woord voor God is Elohim, wat een meervoud is van een ander woord, en dat is El. Het woord Elohim komt 35 keer voor in Genesis 1, maar het is en blijft een titel en géén naam. In Genesis 1 beschrijft God Zijn positie ten opzichte van Zijn schepping, inclusief ten opzichte van de mens. Maar in Genesis 2 is dat anders, want daar beschrijft God Zijn relatie met de mens, en dat is een zeer belangrijk verschil tussen deze twee hoofdstukken.

B: Jehovah is de God van Genesis 2.
Gen.2:4b In de tijd dat God, de HEER, aarde en hemel maakte...... 

In Genesis 2 wordt niet meer gesproken over God, maar over God de HEER, waarbij in het Hebreeuws de naam Jehovah wordt gebruikt; 11 keer wordt er gesproken over Jehovah God, en niet één keer wordt het woord God alleen gebruikt. De naam Jehovah komt 6519 keer voor in het Oude Testament, en dit is de zeer unieke naam van de God van Israël. Hoewel de naam Jehovah vele malen in het boek Genesis wordt gebruikt, was het Mozes die als eerste mens openbaring van God kreeg over deze bijzondere naam. 

Ex.3:14-15 Toen antwoordde God hem: Ik ben die er zijn zal. Zeg daarom tegen de Israëlieten: IK ZAL ER ZIJN heeft mij naar u toe gestuurd. Ook zei Hij tegen Mozes: Zeg tegen hen: De HEER heeft mij gestuurd, de God van uw voorouders, de God van Abraham, de God van Isaak en de God van Jakob. En Hij heeft gezegd: Zo wil Ik voor altijd heten, met die naam wil Ik worden aangeroepen door alle komende generaties. 

Ex.6:2-6 God zei tegen Mozes: Ik ben de HEER. Ik ben aan Abraham, Isaak en Jakob verschenen als God, de Ontzagwekkende, maar Mijn naam HEER heb Ik niet aan hen bekend gemaakt. Ik heb met hen Mijn verbond gesloten en Kanaän aan hen beloofd, het land waarin zij als vreemdeling hebben gewoond. Ik heb het gejammer van de Israëlieten over de slavenarbeid die hun door de Egyptenaren is opgelegd gehoord, en dat heeft Mij aan die belofte herinnerd. Daarom moet je dit tegen hen zeggen: Ik ben de HEER. 

De naam Jehovah is afgeleid van het Hebreeuwse w.w. hayah, dat zijn of worden betekent. De naam Jehovah kan vertaald worden met IK BEN DIE IK BEN, of met IK BEN DIE IK ZAL ZIJN, of met IK ZAL ZIJN DIE IK BEN, of aanverwante vertalingen. De naam Jehovah krijgt dus een zeer persoonlijke betekenis voor het volk van God, want met deze naam zegt God dat Hij voor Zijn volk klaarstaat. Met deze naam beschrijft God Zijn relatie met Zijn volk. Daarom is Elohim de God van Genesis 1, maar Jehovah is de God van Genesis 2, want in het tweede hoofdstuk beschrijft God Zijn beginnende relatie met de mens. En de manier waarop God Zichzelf aan de mens openbaart is adembenemend en bedoeld om ons te fascineren met wie Hij is.

C: De aarde als platform voor Gods relatie met de mens.
Gen.2:4b-5 In de tijd dat God, de HEER, aarde en hemel maakte groeide er op de aarde nog geen enkele struik en was er geen enkele plant opgeschoten, want God, de HEER, had het nog niet laten regenen op de aarde, en er waren geen mensen om het land te bewerken; wel was er water dat uit de aarde opwelde en de aardbodem overal bevloeide. 

Deze beknopte samenvatting van het scheppingsverhaal uit Genesis 1 laat zien dat God met groot verlangen uitzag naar het moment waarop Hij de mens kon scheppen, want de aarde was bedoeld als platform voor de relatie tussen God en de mens die naar Zijn beeld geschapen was (Gen.1:26-27). God Zelf woont in de hemel, maar Hij gaf de aarde als woonplaats aan de mens, zodat de mens zichzelf volledig zou kunnen ontplooien op de aarde met alle gaven en talenten die God hem gegeven had. 

Gen.1:27-28 God schiep de mens als Zijn evenbeeld, als evenbeeld van God schiep Hij hem, mannelijk en vrouwelijk schiep Hij de mensen. Hij zegende hen en Hij zei tegen hen: Wees vruchtbaar en word talrijk, bevolk de aarde en breng haar onder je gezag: heers over de vissen van de zee, over de vogels van de hemel en over alle dieren die op de aarde rondkruipen.
Ps.115:15 Moge de HEER u zegenen, Hij die hemel en aarde gemaakt heeft. De hemel is de hemel van de HEER, de aarde heeft Hij aan de mensen gegeven.
 

Let eens op welke centrale rol de mens in de door God gemaakte schepping speelt, want in Gen.2:5 liet God nog geen regen vallen, omdat de mens nog niet aanwezig was om het land te bewerken. In Gen.1:27-28 schiep God de mens als Zijn evenbeeld om te heersen over de vele aspecten van de schepping, zowel over alle vormen van levende wezens (vers 28) als ook om te werken in alle vormen van plantaardige organismen (vers 29). Ps.115:15 doet daar nog een schepje bovenop door te beweren dat God de autoriteit over de aarde aan de mensen gegeven heeft, hoewel de hele Bijbel wel laat zien dat God nog steeds de eindverantwoordelijkheid voor Zichzelf blijft opeisen. De mens is Gods instrument voor het onderhouden van de natuur op de aarde, maar Gen.2 laat zien dat God een veel hoger doel met de mens heeft, namelijk om een persoonlijke relatie met God te hebben in de sfeer van het paradijs.

D: Het grote verschil tussen Genesis 1 en Genesis 2.

1a) In Gen.1 is Elohim de Schepper van de aarde.
1b) In Gen.2 is Jehovah de Schepper van het paradijs.

2a) In Gen.1 is Elohim de God van majesteit en glorie (Ps.8:2).
2b) In Gen.2 is Jehovah de God van vurige passie en hartstochtelijk verlangen (Ps.8:5).

3a) In Gen.1 is de mens het beeld van Elohim om te heersen over de aarde.
3b) In Gen.2 is de mens het beeld van Jehovah om met Hem relatie te hebben in het paradijs.

4a) In Gen.1 werkt de mens op het land om zichzelf te onderhouden (1:29).
4b) In Gen.2 werkt de mens in het paradijs om zijn relatie met God te bewaken (2:15).

5a) In Gen.1 is de aarde het gebied waar de mens zijn natuurlijke gaven en talenten ontplooit.
5b) In Gen.2 is het paradijs het gebied waar de mens zijn liefde voor God ontplooit.

6a) In Gen.1 ligt de nadruk op Gods zegen voor de mens in zijn werk op de aarde (1:28).
6b) In Gen.2 ligt de nadruk op de gehoorzaamheid van de mens uit liefde voor God (2:17).

7a) In Gen.1:1 schiep God de eerste hemel en aarde.
7b) In Openb.21:1 schept God een nieuwe hemel en een nieuwe aarde.

8a) In Gen.2:8 schiep God het eerste paradijs op de aarde.
8b) In Openb.21:2 daalt het nieuwe paradijs neer uit de hemel.

9a) In de eerste schepping heerste de mens vanuit het aardse paradijs als evenbeeld van God
de Schepper over de natuurlijke schepping (Gen.1:26).
9b) In de nieuwe schepping heerst de mens vanuit het hemelse paradijs als evenbeeld van God
de Vader over de hele schepping (Openb.21:7).

E: De mens als bewoner van de aarde.
Gen.1:27-29 God schiep de mens als Zijn evenbeeld, als evenbeeld van God schiep Hij hem, mannelijk en vrouwelijk schiep Hij de mensen. Hij zegende hen en Hij zei tegen hen: Wees vruchtbaar en word talrijk, bevolk de aarde en breng haar onder je gezag: heers over de vissen van de zee, over de vogels van de hemel en over alle dieren die op de aarde rondkruipen. Ook zei God: Hierbij geef Ik jullie alle zaaddragende planten en alle vruchtbomen op de aarde: dat zal jullie voedsel zijn. 

Elohim schiep de mens als Zijn evenbeeld, en Hij zegende de mens zodat de mens zijn werk op aarde met succes zou kunnen volbrengen. Het is de zegen van Elohim die het succes van de mens op de aarde bepaalt, en de opdracht voor de mens is tweeledig. In de eerste plaats moet de mens vruchtbaar zijn zodat de aarde bevolkt wordt met mensen, en in de tweede plaats moet de mens zijn gezag uitoefenen over de natuurlijke wereld. Al aan het begin van de schepping definieert Elohim de mens als een gezaghebbend persoon, omdat de mens naar het evenbeeld van Elohim is geschapen. 

Door de inspiratie van de Heilige Geest brengt de mens d.m.v. zijn geestelijke vrijheid de soevereine heerschappij van God over op de natuurlijke wereld, zowel op het dierenrijk als de plantenwereld. Maar wanneer de inspiratie van de Heilige Geest ontbreekt, wordt de mens een dictatoriaal wezen, dat de schepping van God voor eigen gebruik exploiteert en de aarde tot een woestenij maakt. De moderne welvaartsmaatschappij is een overduidelijk voorbeeld van wat het betekent, wanneer de mens dictatoriale autoriteit uitoefent over de aarde, maar de Heer roept Zijn volgelingen op om heerschappij uit te oefenen door de Heilige Geest van Goddelijke dienstbaarheid. 

Matt.20:25-28 Jezus riep hen bij zich en zei: Jullie weten dat heersers hun volken onderdrukken en dat leiders hun macht misbruiken. Zo zal het bij jullie niet mogen gaan. Wie van jullie de belangrijkste wil zijn, zal de anderen moeten dienen, en wie van jullie de eerste wil zijn, zal jullie dienaar moeten zijn, zoals de Mensenzoon niet gekomen is om gediend te worden, maar om te dienen en Zijn leven te geven als losgeld voor velen. 

Jezus beschrijft in dit gedeelte drie verschillende vormen van autoriteit.
Vers 25: de heersers van de wereld onderdrukken hun mensen d.m.v. machtsmisbruik.
Vers 26: de leerlingen van Jezus hebben geestelijke autoriteit op grond van hun dienstbaarheid.
Vers 27: Jezus heeft de hoogste autoriteit d.m.v. Zijn offervaardigheid aan het kruis (Fil.2:6-11). 

Om de heerschappij van de mens te kunnen blijven zegenen moest Elohim een gebied creëren, waarin de mens liefdevolle gehoorzaamheid zou kunnen cultiveren in zijn relatie met Jehovah, de God van het paradijs. Genesis 2 is daarom een belangrijke sleutel tot het handhaven van de Goddelijke roeping voor de mens in het cultiveren van zijn gaven en talenten in de schepping van Genesis 1. De hele Bijbel is erop gericht om ons te onderwijzen, hoe wij in onze natuurlijke autoriteit over de aarde d.m.v. de zegen van God de Schepper kunnen doorgroeien naar onze geestelijke autoriteit over de aarde d.m.v. liefdevolle gehoorzaamheid aan God de Vader en Jezus, de eeuwige Zoon van God. 

Openb.3:20-21 Ik sta voor de deur en klop aan. Als iemand Mijn stem hoort en de deur opent, zal Ik binnenkomen, en we zullen samen eten, Ik met hem en hij met Mij. Wie overwint zal samen met Mij op Mijn troon zitten, net zoals Ik zelf overwonnen heb en samen met Mijn Vader op Zijn troon zit. 

Openb.21:5-7 Hij die op de troon zat zei: Alles maak Ik nieuw! Ik hoorde zeggen: Schrijf het op, want wat hier wordt gezegd is betrouwbaar en waar. Toen zei Hij tegen mij: Het is voltrokken! Ik ben de alfa en de omega, het begin en het einde. Wie dorst heeft geef Ik vrij te drinken uit de bron met water dat leven geeft. Wie overwint komen al deze dingen toe. Ik zal zijn God zijn en hij zal Mijn kind zijn.

F: De mens als bewoner van het paradijs.
Gen.2:7a Toen maakte God, de HEER, de mens. 

Als Elohim schiep God de mens als Zijn evenbeeld om te heersen over de aarde, maar als Jehovah schiep Hij de mens als Zijn evenbeeld om een intieme relatie met Hem te hebben in het paradijs. De schepping van de mens bestond uit drie verschillende fases.
a) Jehovah vormde de mens naar Zijn evenbeeld (vers 7).
b) Jehovah plaatste de mens in het paradijs (vers 8).
c) Jehovah instrueerde mens over geestelijke waakzaamheid (vers 15-17).

G: Jehovah vormde de mens naar Zijn evenbeeld.
Gen.2:7b Hij vormde hem uit stof, uit aarde, en blies hem levensadem in de neus. Zo werd de mens een levend wezen. 

God vormde de fysieke mens uit allerlei materie van de aardbodem, en zo werd de mens een lichamelijk wezen. Daarna blies God Zijn eigen levensadem in de mens, dat is Zijn Geest, en zo werd de mens een bovennatuurlijk, d.w.z. een geestelijk wezen (Jes.42:5). Vervolgens werd de mens in deze combinatie van lichaam en geest een natuurlijk wezen, ofwel een levende ziel, dat is de psychische mens met zijn verstand, gevoel en wil. De mens is als een drie-eenheid naar het beeld van God geschapen, zoals Paulus dat ook beschreef. 

1Tess.5:23 Moge de God van de vrede zelf uw leven in alle opzichten heiligen, en mogen heel uw geest, ziel en lichaam zuiver bewaard zijn bij de komst van onze Heer Jezus Christus. 

Met ons lichaam leven wij op de aarde, en met onze geest communiceren wij met God die Geest is, en onze ziel verbindt geest en lichaam met elkaar. Wij zijn dus zowel een fysiek wezen op de aarde alsook een geestelijk wezen in verbinding met de hemel, maar al deze gebieden behoren aan God toe, die met ons wil communiceren in heel ons wezen. 

1Kor.6:17 Maar wie zich met de Heer verenigt, wordt met Hem één geest. 

1Kor.6:19 Of weet u niet dat uw lichaam een tempel is van de Heilige Geest, die in u woont en die u ontvangen hebt van God. 

Wanneer wij zowel onze geest als ons lichaam aan de Heer hebben toegewijd, zal onze ziel enorme rust en vrede ervaren in verstand, gevoel en wil. Het Hebreeuwse woord voor ziel is ‘nephesh’, en dat woord is afgeleid van het Hebreeuwse w.w. ‘naphash’ dat maar drie keer in het Oude Testament voorkomt. Dit werkwoord heeft de betekenis van tot rust komen of adem scheppen, waarmee wordt aangegeven dat onze ziel het gebied is waar wij rust en vrede mogen ervaren, zoals ook God dat doet. Jezus is immers de Heer van de sabbat (Matt.12:8, Luc.6:5). 

Ex.23:12 Zes dagen lang mag je werken, maar op de zevende dag moet je rust houden; dan kunnen ook je rund en je ezel uitrusten en kunnen je slaven en de vreemdelingen die voor je werken op adem komen. 

Ex.31:17 Voor Mij en hen is die dag een teken van een eeuwigdurend verbond, want in zes dagen heeft de HEER de hemel en de aarde gemaakt, en de zevende dag heeft Hij gerust om op adem te komen. 

2Sam.16:14 Tenslotte kwamen de koning en soldaten aan in Ajefim. Daar konden ze uitrusten. 

In Ex.23:12 en 31:17 wordt gesproken over rusten (w.w. shabath) om op adem te komen (w.w. naphash). In Zijn creativiteit vond God grote voldoening over Zijn schepping, maar pas na de schepping van de mens was Gods werk voltooid en kon God rusten met een groot plezier. Maar terwijl God de zesde dag van de schepping rustte in grote voldoening, was de eerste dag van de mens op de aarde direct al een sabbat. God eindigde Zijn werk in rust en vrede, maar de mens begon zijn leven op aarde met rust en vrede; zo startte de mens zijn carrière in de schepping en in het koninkrijk van God met een diepe sensatie van de rust en vrede van God in zijn hart. Daarom verklaarde Paulus in de hier al eerder genoemde tekst van 1Tess.5:23 dat het de God van vrede is die ons in alle opzichten zal heiligen, zodat heel onze geest en ziel en lichaam bij de tweede komst van Jezus zuiver bewaard zal zijn. Deze God van vrede is de God die grote voldoening vond in Zijn schepping, en daarvan met optimaal plezier kon genieten op de dag die wij kennen als de sabbat. En God verbond Zijn zegen aan deze rust en voldoening. 

Gen.1:31-2:4a God keek naar alles wat Hij had gemaakt en zag dat het zeer goed was. Het werd avond en het werd morgen. De zesde dag. Zo werden de hemel en de aarde in al hun rijkdom voltooid. Op de zevende dag had God Zijn werk voltooid, op die dag rustte Hij van het werk dat Hij gedaan had. God zegende de zevende dag en verklaarde die heilig, want op die dag rustte Hij van heel Zijn scheppingswerk. Dit is de geschiedenis van de hemel en de aarde. Zo ontstonden ze, zo werden ze geschapen. 

En in het Nieuwe Testament worden wij opgeroepen om dit voorbeeld van God in de schepping te volgen door te rusten in de kracht van het evangelie, zodat wij voortdurend rust en vrede zullen ervaren in heel onze geest, ziel en lichaam. En hoe worden opgeroepen om in een gelovige houding alles op alles te zetten om deze rust binnen te gaan, niet alleen in dit leven maar ook in de eeuwigheid. 

Hebr.4:3 Omdat wij echter geloven, gaan we binnen in de rust waarvan eerder sprake was. 

Hebr.4:9-11 Er wacht het volk van God dus nog steeds een sabbatsrust. En wie is binnen gegaan in zijn rust, vindt rust na zijn werk zoals God na het zijne. Laten we dus alles op alles zetten om te kunnen binnengaan in die rust. 

Het formeren van de mens in de schepping (2:7) is bedoeld om de mens te transformeren tot een intieme relatie met God (2:15, 3:8-9).


H: Jehovah plaatste de mens in het paradijs.
Gen.2:8 God, de HEER, legde in het oosten, in Eden, een tuin aan en daarin plaatste Hij de mens die Hij had gemaakt. 

Als Elohim schiep God de schepping, maar als Jehovah schiep Hij het paradijs, want Jehovah is echt een God met een paradijselijke mentaliteit. Jehovah-God vindt het heerlijk om een paradijs te creëren, waarin Hij de mens kan plaatsen; zo begint de Bijbel in Genesis 2 en zo eindigt de Bijbel in Openbaring 21. Het woord paradijs komt echter in Gen.2 niet voor, maar wel wordt er gesproken over een tuin; het woord paradijs komt wel drie keer voor in het Nieuwe Testament, en wel in Luc.23:43, 2Kor.12:4, Openb.2:7. 

Luk.23:43 Jezus antwoordde: Ik verzeker je: nog vandaag zul je met Mij in het paradijs zijn. 

2Kor.12:4 Iemand werd weggevoerd tot in het paradijs en dat hij daar woorden hoorde die door geen mens mogen worden uitgesproken. 

Openb.2:7 Wie oren heeft, moet horen wat de Geest tegen de gemeenten zegt. Wie overwint zal Ik laten eten van de levensboom die in Gods paradijs staat. 

In deze drie teksten wordt gesproken over het paradijs, maar uit de context blijkt dat het gaat om een paradijs dat niet op de aarde is. In Luc.23:43 spreekt Jezus over een paradijs, waar Hij die zelfde dag na Zijn dood nog naartoe zou gaan; dat paradijs was niet in de hemel, omdat Jezus naar het dodenrijk ging (1Petr.3:19). Dit onderwerp behandel ik uitvoerig in mijn boek “D-Day, de invasie van het Lam”, dat ook op deze website staat. Het paradijs van 2Kor.12:4 is duidelijk wel in de hemel, want Paulus spreekt in vers 2 over iemand die tot in de derde hemel weggevoerd werd. Maar het paradijs van Openb.2:7 is in het Nieuwe Jeruzalem, dat vanuit de hemel naar de aarde zal neerdalen bij de tweede komst van Jezus (Openb.21:9-22:5), en ook na afloop van het duizendjarige vrederijk (Openb.21:1-7).
Hoe komt het dan dat we in Gen.2 toch spreken over een paradijs? Wel, het woord paradijs is
afgeleid van het Hebreeuwse woord ‘pardec’, dat drie keer in het Oude Testament voorkomt, maar niet met paradijs wordt vertaald; het is de aanduiding voor een tuin. 

Neh.2:8 Ook verzocht ik om een brief voor Asaf, het hoofd van de koninklijke houtvesterijen, om mij hout te leveren voor de balken van de poorten van de tempelburcht, voor de stadsmuur en voor de woning waarin ik mijn intrek zou nemen. Omdat mijn God mij bescherming bood, gaf de koning mij de verlangde brieven. 

Pred.2:5 Ik heb tuinen en parken aangelegd en daarin een keur van vruchtbomen geplant. 

Hoogl.4:13 Aan jou ontspruit een boomgaard vol granaatappels, met een overvloed aan vruchten, hennabloemen, nardusplanten.

J: Jehovah-God heeft een paradijselijke mentaliteit.
Gen.2:9 Hij liet uit de aarde allerlei bomen opschieten die er aanlokkelijk uitzagen, met heerlijke vruchten...... 

Gen.2:16 Hij hield hem het volgende voor: Van alle bomen in de tuin mag je eten...... 

Jehovah-God is een Vader die wil dat Zijn kinderen optimaal zullen genieten van hetgeen Hij hen geeft, want God wordt het meest verheerlijkt in hen die het meest door Hem verzadigd worden. God ontvangt optimale glorie en eer, wanneer wij Hem en Zijn Goddelijke gaven maken tot de allerhoogste bron van onze vreugde. Het paradijs was een bijzonder grote tuin met waarschijnlijk wel duizenden bomen, die een grote verscheidenheid aan vruchten droegen; en op één na mocht de mens genieten van alle bomen. Let op dat vers 9 spreekt over allerlei bomen, terwijl vers 16 spreekt over alle bomen; deze variëteit aan grenzeloze zegen doet ons denken aan het Vaderhart van God. 

Efez.1:3 Gezegend zij de God en Vader van onze Heer Jezus Christus, die ons in de hemelsferen, in Christus, met talrijke geestelijke zegeningen heeft gezegend. 

Dit is het echte Vaderhart van God ten voeten uit, die wil dat Zijn kinderen optimaal zullen genieten van wat Hij hen geeft, maar het grootste geschenk dat God ons geven kan is Hijzelf! Want wanneer God ons al het goede geeft dat Hij te geven heeft maar niet Zichzelf, is Hij wel goed voor ons, maar houdt Hij niet van ons; maar wanneer God Zichzelf aan ons geeft, heeft Hij ons oneindig lief. God Zelf was het grootste geschenk dat Hij aan de mens kon schenken in het paradijs door een intieme relatie met hem aan te gaan. 

1Joh.3:1 Bedenk toch hoe groot de liefde is die de Vader ons heeft geschonken! Wij worden kinderen van God genoemd, en dat zijn we ook! 

En elke boom in het paradijs was een bewijs van de grenzeloze liefde van Jehovah-God, die de mens in staat stelde om naast het werk op het land eindeloos te genieten van zijn relatie met God in een tuin, die qua schoonheid al ons voorstellingsvermogen te boven gaat. Duizenden bomen stonden de mens tot zijn beschikking, zonder dat hij daar enige moeite voor hoefde te doen. DAT HEET GENADE!!

K: De rivier van God.
Gen.2:10a Er ontspringt in Eden een rivier die de tuin bevloeit. 

De manifeste tegenwoordigheid van God temidden van Zijn volk wordt gekenmerkt door een rivier die ontspringt uit Zijn troon. In Dan.7:9-10 lezen we een rivier van vuur die uit de troon van God opwelt en voor Hem uit stroomt; deze rivier van vuur is een uitvloeisel van Gods heilige liefde die naar de mensheid toestroomt. In Gen.2:10, Ezech.47:1, Joel 4:18, Zach.14:8 en Openb.22:1 is deze rivier een rivier van levend water, waaruit wijzelf levend water drinken (Joh.4:14, 7:38-39). En in Ps.36:9 is deze rivier een rivier van vreugde, die voortkomt uit de overvloed van Gods huis. God houdt het vuur van Zijn glorieuze tegenwoordigheid dus niet voor ons verborgen, maar laat Zijn vurige liefde als levend water en als overvloedige vreugde naar ons toe stromen. Dit is de Jehovah-God van het paradijs, die ons verzadigen wil met de stroom van Zijn goedheid vanuit de centrale rivier die vanuit Zijn troon naar de mens in het paradijs toe stroomt. Maar .......... deze rivier splitst zich op in vier verschillende stromen. 

Gen.2:10b-14 Verderop vertakt ze zich in vier grote stromen. Een daarvan is de Pison; die stroomt om heel Chawila heen, het land waar goud gevonden wordt. Het goud van dat land is uitstekend, en er is daar ook balsemhars en onyx. De tweede rivier heet Gichon; die stroomt om heel Nubië heen. De derde rivier heet Tigris; die loopt ten oosten van Assyrië. De vierde ten slotte is de Eufraat. 

Ik wil verder niet ingaan op de ligging van het paradijs, omdat velen op grond van deze tekst uit Gen.2:10-14 denken dat het paradijs ergens in Turkije gelegen heeft, maar op grond van de Bijbel durf ik vrijmoedig te zeggen dat het paradijs gelegen heeft op de plaats waar nu de stad Jeruzalem ligt. Daarover schrijf ik uitvoeriger in het artikel  'Het bolwerk van Sion veroveren'  

Waar het mij nu om te doen is, is dat de rivier van Gods liefde niet alleen in het paradijs maar ook in ons eigen leven moet opsplitsen in verschillende stromen die naar de volken van de wereld toestromen. Want het water uit het paradijs stroomde via de rivier Pison naar het land Chawila toe, een land dat volgens Gen.25:18 en 1Sam.15:7 zich vanaf het oosten van Egypte tot in de richting van Assyrië uitstrekte. De tweede rivier Gichon stroomde om het hele land Nubië heen, en dat land kennen we nu als het land Ethiopië. De derde rivier Tigris en de vierde rivier Eufraat kennen we ook nu als rivieren in het land Irak. M.a.w. de stroom van Gods goedheid strekt zich uit naar alle volken van de aarde, en dit roept ons op tot de grote zendingsopdracht van Jezus. 

Matt.28:18-20 Jezus kwam op hen toe en zei: Mij is alle macht gegeven in de hemel en op de aarde. Ga dus op weg en maak alle volken tot Mijn leerlingen, door hen te dopen in de naam van de Vader en de Zoon en de Heilige Geest, en hun te leren dat ze zich moeten houden aan alles wat Ik jullie opgedragen heb. En houd dit voor ogen: Ik ben met jullie, alle dagen, tot aan de voltooiing van deze wereld. 

Marc.16:15-16 En Hij zei tegen hen: Trek heel de wereld rond en maak aan ieder schepsel het goede nieuws bekend. Wie gelooft en gedoopt is zal worden gered, maar wie niet gelooft zal worden veroordeeld. 

Luc.24:46-48 Hij zei tegen hen: Er staat geschreven dat de Messias zal lijden en sterven, maar dat Hij op de derde dag zal opstaan uit de dood, en dat in Zijn naam alle volken opgeroepen zullen worden om tot inkeer te komen, opdat hun zonden worden vergeven. Jullie zullen hiervan getuigenis afleggen, te beginnen in Jeruzalem. 

De rivier van Gods vurige liefde, de rivier van levend water, de rivier van buitensporige vreugde zal eerst naar het paradijs van onze eigen hart toestromen en daar zijn vernieuwende werk doen, maar daarna zal deze rivier zich opsplitsen om de volken van de wereld te zegenen met het evangelie van Jezus Christus.

L: Liefde voor God cultiveren door gehoorzaamheid.
Gen.2:8 God, de HEER, legde in het oosten, in Eden, een tuin aan en daarin plaatste Hij de mens die Hij had gemaakt. 

Gen.2:15-17 God, de HEER, bracht de mens dus in de tuin van Eden, om die te bewerken en erover te waken. 

Jehovah-God plaatste de mens in het paradijs dat in Gen.2 de tuin van Eden wordt genoemd; het woord Eden komt 21 keer in het Oude Testament voor en betekent genoegen, lust, lekkernij, weelde, lieflijkheid. Het is afgeleid van het Hebreeuwse w.w. adan, dat maar één keer in het Oude Testament voorkomt, namelijk in Neh.9:25 waar het vertaald wordt met leven in overvloed ofwel baden in weelde...... door Gods grote goedheid! Maar de hele sfeer van het paradijs en het ervaren van een intieme relatie met God maken het niet gemakkelijk om te kunnen begrijpen waarom God de mens voor een zeer moeilijke keuze plaatste. 

Gen.2:9b In het midden van de tuin stonden de levensboom en de boom van kennis van goed en kwaad. 

Gen.2:16 Hij hield hem het volgende voor: Van alle bomen in de tuin mag je eten, maar niet van de boom van kennis van goed en kwaad; wanneer je daarvan eet, zul je onherroepelijk sterven. 

Maar God is een God van vurige, radicale en hartstochtelijke liefde, die nooit inbreuk zal maken
op de vrije keus van de mens; want God heeft miljoenen engelen in de hemel die Hem dienen op basis van gehoorzaamheid, maar Hij wil mensen op de aarde die Hem willen dienen met de vrijwillige liefde van hun hart. Maar waar geen keuze in gehoorzaamheid is, daar is ook geen mogelijkheid om te groeien in de liefde. De mens in het paradijs werd beproefd en getest of hij bereid was gehoorzaam te zijn in zijn liefdesrelatie met God, maar de beproeving was niet zwaar omdat er duizenden bomen waren waarvan de mens wel mocht eten, en slechts één waarvan hij niet mocht eten. De beproeving van ons geloof is nodig om te zien of wij God gehoorzaam willen zijn op grond van onze liefde voor Hem en daardoor zal ons geloof groeien. 

1Kor.10:12-13 Laat daarom iedereen die denkt dat hij stevig overeind staat oppassen dat hij niet valt. U hebt geen beproevingen te doorstaan die niet voor mensen te dragen zijn. God is trouw en zal niet toestaan dat u boven uw krachten wordt beproefd: Hij geeft u mét de beproeving ook de uitweg, zodat u haar kunt doorstaan. 

Jac.1:12 Gelukkig is de mens die in de beproeving staande blijft. Want wie de proef doorstaat, ontvangt als lauwerkrans het leven, zoals God heeft beloofd aan iedereen die Hem liefheeft. 

Er is een groot verschil tussen beproeving en verleiding. Want mensen worden door God getest, en Hij hoopt dat zij zullen slagen voor de test; maar mensen worden door de duivel verleid, en hij hoopt dat zij zullen bezwijken voor de verleiding. Wij hebben Goddelijke wijsheid nodig om het verschil te leren kennen tussen beproeving van God en verleiding door de duivel. De boom van kennis van goed en kwaad was door God geplaatst in de hoop dat de mens uit liefde voor God zou kiezen om te gehoorzamen. Genesis 3 laat zien dat de eerste mens jammerlijk faalde voor deze test, maar de wedergeboren mens uit het Nieuwe Testament laat zien dat het wel degelijk mogelijk is om door de kracht van de Heilige Geest succesvol te slagen voor deze test tot eer van God. Liefde voor God is vanwege het liefdevolle karakter van God gekoppeld aan vrijwillige gehoorzaamheid als bewijs van het zuivere karakter van de liefde; het boek Job laat dit nadrukkelijk zien. 

Joh.15:9-11 Ik heb jullie liefgehad, zoals de Vader Mij heeft liefgehad. Blijf in Mijn liefde: je blijft in Mijn liefde als je je aan Mijn geboden houdt, zoals Ik me ook aan de geboden van Mijn Vader gehouden heb en in Zijn liefde blijf. Dit zeg Ik tegen jullie om je Mijn vreugde te geven, dan zal je vreugde volkomen zijn.

M: De mens in het paradijs als profetisch beeld van de Mens Jezus Christus.
Gen.2:18-25 God, de HEER, dacht: Het is niet goed dat de mens alleen is, Ik zal een helper voor hem maken die bij hem past. Toen vormde Hij uit aarde alle in het wild levende dieren en alle vogels, en Hij bracht die bij de mens om te zien welke namen de mens ze zou geven: zoals hij elk levend wezen zou noemen, zo zou het heten. De mens gaf namen aan al het vee, aan alle vogels en alle wilde dieren, maar hij vond geen helper die bij hem paste. Toen liet God, de HEER, de mens in een diepe slaap vallen, en terwijl de mens sliep nam Hij een van zijn ribben weg; Hij vulde die plaats weer met vlees. Uit de rib die Hij bij de mens had weggenomen, bouwde God, de HEER, een vrouw en Hij bracht haar bij de mens. Toen riep de mens uit: Eindelijk een gelijk aan mij, mijn eigen gebeente, mijn eigen vlees, een die zal heten: vrouw, een uit een man gebouwd. Zo komt het dat een man zich losmaakt van zijn vader en moeder en zich hecht aan zijn vrouw, met wie hij één van lichaam wordt. Beiden waren ze naakt, de mens en zijn vrouw, maar ze schaamden zich niet voor elkaar. 

Jehovah, de God van het paradijs, eindigt Genesis 2 met een van de allergrootste profetieën over de Mens Jezus Christus en Zijn eeuwige Bruid, de gemeente van Jezus. Adam is als mens een beeld van Hem die komen zou (Rom.5:14b), en zijn ervaring met het ontvangen van een bruid uit Gods handen is een profetisch beeld van Jezus Christus, die uit de handen van Zijn Vader ook een eeuwige Bruid zal ontvangen. Ons leven op aarde is een uitnodiging om deel te krijgen aan een plaats binnen de Bruid van Christus, want als individu zijn wij zonen en dochters van God de Vader, maar als collectief vormen alle gelovigen samen de Bruid van Christus. De Bijbel begint met een bruiloft en de Bijbel eindigt met de grote Bruiloft. 

Openb.19:6-9 Toen hoorde ik iets als een stem van een grote menigte, van geweldige watermassa’s en van krachtige donderslagen zeggen: Halleluja! De Heer, onze God, de Almachtige, heeft het koningschap op Zich genomen. Laten we blij zijn en jubelen, laten we Hem de eer geven! Want de bruiloft van het Lam is gekomen en Zijn bruid staat klaar. Zij mag zich kleden in zuiver, stralend linnen. Want dit linnen staat voor al het goede dat gedaan is door de heiligen. Toen zei hij tegen mij: Schrijf op: Gelukkig zijn zij die voor het bruiloftsmaal van het Lam zijn uitgenodigd. En hij vervolgde: Wat God hier zegt, is betrouwbaar. 

Ik heb op mijn website Hefzibah ook een volledige uitleg van het boek Hooglied geplaatst, en de veertig documenten van het tabblad Hooglied zijn bedoeld om volgelingen van Jezus te helpen om de geestelijke romantiek van de hemelse Bruidegom te leren begrijpen. Daarin wordt ook duidelijk gemaakt wat de profetische betekenis van Gen.2:18-25 is, zodat ik hier verder geen ruimte hoef te gebruiken om dat uit te leggen. Ik wens mijn lezers veel zegen bij het lezen over Jehovah, de God van het paradijs, die hen wil fascineren met de diepten van Zijn liefde en de veelheid van Zijn overvloedige gaven.


V.v.d.B. (Vriend van de Bruidegom)

Deze studie heeft als uitgangspunt het onderwijs over de eindtijd van Mike Bickle, direkteur van het "International House Of Prayer" in Kansas City (U.S.A.) www.ihopkc.org 
Zie voor meer studies over dit onderwerp in de Nederlandse taal op de website van Vriend van de Bruidegom
Hefzibah 

 

 
-->
Actueel[toon alles]
Activiteiten[toon alles]