Bijbels leiderschap in de christelijke gemeente
door Jan Willem Bakker
 





Dienend leiderschap


Inleiding

De juiste vorm van regering en bestuur is een actueel discussie punt in de christelijke gemeente. Charismatische gemeenten leggen veelal de nadruk op leiderschap door één leider of enkele leiders met vergaande bevoegdheden. 

Deze nadruk is mede een reactie op het democratische model dat in vele reformatorische kerken heerst. Deze nadruk is echter gebaseerd op een gebrekkig en deels onjuist begrip van bijbels leiderschap. Tevens kan in de praktijk de nadruk op sterk leiderschap doorslaan en uitmonden in onbeperkte en ongecontroleerde machtsuitoefening. 

In dit artikel zal ik op dit onderwerp nader ingaan. 

De christelijke gemeente: democratie, theocratie of dictatuur
In charismatische kringen valt vaak de opmerking te horen dat de gemeente van Christus geen democratie hoort te zijn, waar de meeste stemmen gelden, maar een theocratie: bestuur door God. 

Op zich is dit geheel juist. Democratie is van oorsprong afkomstig uit het heidense Griekenland. Daarom is het geen voor de hand liggend model van bestuur voor de christelijke gemeente. De vraag die dan echter rijst is wat die theocratie in de gemeente in de praktijk concreet inhoudt. Wanneer wij alleen weten wat theocratie niet is, namelijk dat het geen democratie is, dan bestaat het gevaar dat wij theocratie, bestuur door God, gewoon gaan beschouwen als een dictatuur van één leider of enkele sterke leiders. 

In zo’n geval dulden dergelijke leiders geen in- of tegenspraak, en leggen zij weinig of geen verantwoording af aan anderen, omdat zij van mening zijn dat God hun dit absolute gezag heeft toebedeeld. 

Het regeringsmodel dat bestaat uit een absolute regering door één persoon of enkele personen is echter net zo heidens als de oude Griekse democratie. In feite zijn er in de wereldgeschiedenis meer heidense dictaturen geweest dan heidense democratieën. Een dergelijke vorm van regering heeft niets te maken met de theocratie zoals dat in de geschiedenis van oude en nieuwe testament functioneert. Jezus wijst een dergelijk dictatuurmodel dan ook nadrukkelijk af als regeringsvorm voor Zijn gemeente (zie o.a. Marcus 10:42-45). 

De kloof tussen geestelijkheid en leken
De fout om theocratie te verwarren met een absolute regering door één persoon of enkele personen heeft ook een heidense oorsprong. In vele volken traden religieuze specialisten op die als tussenpersonen optraden tussen de mensenwereld en de wereld van de goden of geesten. Hieraan ontleende zij veel macht en status. 

Deze situatie is door de katholieke kerk overgenomen. Zowel de katholieke theologie als de eredienst wordt beheerst door een professionele geestelijkheid die als een godsdienstige tussenlaag functioneert tussen God en de leken. De speciale kledij en het speciale taalgebruik – oorspronkelijk zelfs het Latijn dat ver van het gewone volk afstond -, benadrukt deze speciale tussenstatus van de geestelijkheid. 

Deze kloof tussen geestelijkheid en leken is op een subtiele manier ook doorgedrongen in protestantse gemeenten, waaronder charismatische. De sterke nadruk op leiderschap en onderwerping van de leden aan het leiderschap is een voortzetting van de oude kloof tussen
geestelijkheid en leken. Hierbij wordt verondersteld dat de geestelijkheid, of leiders, feitelijk dichterbij God staan dan de leken of leden. In deze leiderschapscultuur zijn de leken of leden voor hun zegen van God in sterke mate afhankelijk van de geestelijkheid of leiderschap. 

Onderwerping en overheersing
De leer dat de regering van de kerk geen democratie is maar totaal in handen van enkelingen moet zijn, gaat meestal gepaard met een grote nadruk op onderwerping. Wie geen totale en directe gehoorzaamheid toont krijgt al gauw de term rebel toegemeten. 

Het is zeker waar dat de Heer niet houdt van rebellie tegen leiderschap dat echt van Hem komt. Maar Hij drukt zich minstens zo sterk uit in zijn afkeuring van leiderschap dat de leden overheerst en/of uitbuit. 

Dit blijkt bijvoorbeeld uit 1 Petrus 5: 1-6. Petrus zegt dat de ‘jongeren’, de niet-leiding van een gemeente zich moeten onderwerpen aan de ‘oudsten’, de leiding. Aan deze oproep besteedt hij één eenvoudige zin. 

Maar vóór deze oproep tot onderwerping besteedt hij vier verzen aan een oproep aan de oudsten, of leiding. Hij zegt onder meer dat zij goed toezicht moeten houden, en de ‘kudde van de Heer’, vrijwillig en niet gedwongen moeten leiden. Ook zegt Petrus dat hun houding niet gekenmerkt mag worden door schandelijke winzucht, of eigen belang en evenmin door heerszucht. En hij zegt dat de oudsten de overige gelovigen in hun leven een voorbeeld ter navolging moeten geven. 

Dit houdt in dat de oudsten ook de andere gelovigen moeten voorleven wat nederigheid en onderwerping is. Dit betekent tevens dat een leider die zelf geen houding van nederigheid en onderwerping heeft, niet hoeft te verwachten dat de leden zich wel aan hem zullen onderwerpen. 

Het boek openbaring spreekt over de leer der Nikolaïeten. Wij lezen dat Christus deze leer haat (Openbaring 2:6,14 en 15) De gangbare uitleg van de ‘leer de Nikolaïeten’ is dat deze leer slaat op een sekte in de vroege kerk met die naam. Deze sekte leerde dat het voor gelovigen toegestaan was om met bepaalde afgodenpraktijken en rituele prostitutie mee te doen. Gezien vers 15 is deze uitleg zeker geloofwaardig. 

Er is echter nog een andere, profetische, uitleg van de leer der ‘Nikolaïeten’. Deze neemt als uitgangspunt de naam van deze leer: ‘Nikolaïeten’. De naam toont in de bijbel vaak het karakter, de identiteit, van een persoon of beweging. Het woord Nikolaïten bestaat uit twee onderdelen: nikos en laos. Nikos betekent overwinning, heerschappij en laos betekent het gewone volk. Het woord leek is van laos afgeleid. 

Met andere woorden, Christus stelt hier leiders aan de kaak die heerschappij voeren over ‘gewone gelovigen’, in plaats van hen te dienen en op te bouwen. In deze profetische uitleg van ‘de leer der Nikolaïeten haat Christus dus een leer, een theologie, die een vorm van regering in gemeenten of christelijke bewegingen bepleit waarin leiders heersen over de leden. 

Leiders horen echter de leden te dienen zodat zij in Gods bestemming komen.

Theocratie en scheiding der machten in het oudtestamentische Israël
Hoe vreemd het ook mag klinken, het theocratische Israël had belangrijke principes gemeen met hedendaagse staten. Het oude Israël kende bijvoorbeeld een strikte scheiding van de machten. Deze scheiding was niet dezelfde als in onze huidige maatschappij, waar de rechterlijke macht, de uitvoerende macht en de wetgevende macht gescheiden zijn. De koningen van Israël en Juda waren zowel rechter, regeerder als wetgever. 

Toch was er een scheiding van machten die heel wezenlijk was voor het theocratische Israël. Dit was de scheiding tussen koning, priester en profeet. Deze drie oudtestamentische ambten dienden samen te werken, maar hadden toch ook een duidelijke eigen verantwoordelijkheid. De koning was onder meer verantwoordelijk voor het bestuur, rechtspraak en veiligheid. 

Het hart van het theocratische Israël was de onderwijzing van de wet en de offerdienst. Dit was de rol van de priesters, waar de koningen zich niet in mochten mengen. In 2 Kronieken 26:16 e.v. lezen wij wat er kon gebeuren als een koning zich toch het werk ging aanmatigen dat bij de priesters behoorde. 

Koning Uzzia van Juda werd hoogmoedig en ging een reukoffer afsteken. Als straf werd hij hierdoor melaats. De strikte scheiding tussen de priesters en de koning wordt ook geïllustreerd door het feit dat de priesters uit de stam Levi voortkwamen, en de koningen uit de stam Juda (afgezien van het latere tien stammen rijk). 

De profeten konden in principe uit elke stam afkomstig zijn. In sommige gevallen werden priesters tot het ambt van profeet geroepen, zoals Jesaja, Ezechiël en Zacharia. Maar profeten kwamen ook uit andere stammen. En zelfs wanneer de profeten uit de stam van Levi kwamen, dienden zij geheel onafhankelijk op te treden, ook ten opzichte van de priesterklasse. 

Een profeet was de directe spreekbuis van de Heer. Hij had niemand boven zich staan dan de Heer Zelf. Desondanks ging een profeet nooit op de stoel van een koning zitten. Evenmin matigde hij zich taken van een priester aan als hij niet uit de stam van Levi voortkwam. 

Nog enkele beperkingen voor de macht van de koning
Hoewel het oude Israël geen grondwet had zoals wij die nu kennen, had het wel iets belangrijks wat op een grondwet leek. Dit was de wet van Mozes. De wet van Mozes was het geschreven fundament van de staat Israël. Ook de koning diende zich hieraan te onderwerpen. 

De koning werd in zijn rol als rechter door rechters en griffiers in elk stamgebied ondersteund (Deut. 16:18-20). Tevens was er ook een belangrijke rol weggelegd voor de familiehoofden van Israël in bestuur en rechtspraak. 

Heel interessant is overigens dat het volk ook een rol had bij het benoemen van de koning. Hoewel een zoon van de zittende koning normaal gesproken de opvolger was, diende het volk deze opvolging toch te bevestigen. Bij de scheuring van Israël na Salomo zien wij hier een goed voorbeeld van. De scheuring vindt plaats doordat het volk van tien van de twaalf stammen weigert Rehabeam, Salomo’s zoon, als koning te accepteren (1 Koningen 12). 

De conclusie is dat het theocratische Israël bepaald geen natie was waar één of enkele leiders volledig zeggenschap hadden over de gang van zaken. De toenmalige koningen waren gebonden aan een uitgebreid systeem van machten en regels die hun macht behoorlijk inperkte en tegenwicht bood. 

Regering en leiderschap in de nieuwtestamentische gemeente
De gemeente uit het Nieuwe testament komt voort uit het geestelijke erfgoed van Israël. Dit betekent dan ook dat geestelijk leiderschap uit de gemeente door oudtestamentische ideeën over leiderschap is beïnvloed. Dit houdt dan ook in dat een dictatuur door één of enkele personen niet past bij leiderschap in de nieuwtestamentische gemeente. 

Het nieuwe testament vergelijkt gemeenteleiders overigens niet met koningen en evenmin met priesters. In het nieuwe testament zijn alle gelovigen geroepen om koningen en priesters te zijn (1 Petrus 2:9; Openbaring 1:6 ; Openbaring 5:10) Weliswaar moet de gemeente Gods koninkrijk op aarde gestalte geven, maar de rol van koningen en priesters geldt nu voor alle gemeenteleden. 

Het nieuwe testament vergelijkt de gemeente in eerste instantie met een uitgebreide joodse familie. Een sleuteltekst is Matteüs 23:8 waarin Jezus waarschuwt om ons boven anderen te verheffen, aangezien wij als christenen ‘allemaal broeders’ zijn. 

Door het gehele Nieuwe Testament heen wordt de term broeders en zusters gebruikt. De kerk heeft dit spraakgebruik weliswaar overgenomen, maar wat het familiemodel inhoudt voor de leiderschapsstructuur in de kerk wordt lang niet altijd begrepen. 

De gemeente heeft zeker leiders nodig, maar die zijn niet zozeer koningen als wel ‘hoofden van de familie’. Familiehoofden bestonden bij de joden uit de oudste broers. Dat een gemeenteleider moet worden vergeleken met de oudste broer blijkt uit het 1 Timoteüs 5:17 waar Paulus zegt dat de oudsten dubbel eerbewijs toekomt.

Het begrip dubbel duidt hier op het erfrecht uit het oude testament. De oudste zoon erfde een extra, dubbel, deel in vergelijking met de overige zonen. (Deut. 21:17). Dit had weer te maken met de extra verantwoordelijkheid die de oudste zoon ten opzichte van de gehele familie had. 

Wat Paulus dus in feite tegen Timotheus zegt is: gemeenteleiders hebben ten opzichte van de gemeente een zelfde extra verantwoordelijkheid als de oudste zonen in het oude testament hadden in hun families. Daarom moeten de gelovigen de leidende rol van de ‘oudste zonen’ accepteren en hen ook extra invloed en middelen verlenen, zodat zij die verantwoordelijkheid ook waar kunnen maken. En de gelovigen moeten hun leiders deze verantwoordelijkheid niet extra zwaar maken, maar hen juist hierin steunen (zie ook Hebreeën 13:17). 

Dubbele en ‘enkelvoudige’ zalving in de christelijke familie
Hoewel het nieuwe testament het niet met zo veel woorden zegt, hebben leiders van gemeenten of bewegingen tevens vaak een dubbele portie van zalving van de Heer, zoals Elisa ontving na het heengaan van Elia (2 Koningen 2:9). Dit geldt vooral voor apostelen en profeten, die in de christelijke gemeente fundamenten moeten leggen of vernieuwen (hoewel evangelisten vanwege hun rol bij het verspreiden van het evangelie ook vaak een extra zalving hebben). Deze zalving hebben zij echter niet voor henzelf, maar om de familie van God, de gemeente, op te bouwen. Dit blijkt duidelijk uit Efeze 4:11-15, waarin wij lezen dat de gelovigen er niet zijn om mensen te dienen die een speciaal ambt of bediening hebben. 

Integendeel, apostelen, profeten, etc. zijn er om de gelovigen te dienen en hen tot de bediening toe te rusten. En deze gelovigen met een speciaal ambt hebben hun extra zalving niet gekregen om er macht of prestige mee te verkrijgen, maar om hun werk in het opbouwen en toerusten van de gemeente goed te kunnen doen. 

Dit betekent al met al dat bijbels leiderschap pas kan functioneren als de gemeente echt als een familie functioneert. Een geestelijke leider is in de eerste plaats lid van de familie en pas in de tweede plaats leider. En zijn leiderschap is er dus om die familie te dienen en op te bouwen. De familie is er niet om de leiders in hun identiteit of eigenwaarde te bevestigen. 

Net als in een goed functionerende familie is het normaal als de leiders, de ‘oudste broers’ van de gemeente, goed en open met hun overige familieleden weten te communiceren. Tevens moeten zij open staan voor inzichten die deze familieleden van de Heer hebben ontvangen, ook als deze familieleden slechts een ‘enkelvoudige zalving’ hebben. 

In het nieuwe testament zijn alle gelovigen de ‘gezalfden des Heren’. Dit voorrecht is niet meer voorbehouden aan een beperkt aantal leiders, zoals in het Oude Testament. 

Dit betekent dat in de huidige gemeente niet alleen de zalving van de leiders dient te worden gerespecteerd. Leiders dienen op hun beurt dus ook de zalving van de overige leden te respecteren. 1 Petrus 5:5,6 spreekt eveneens over deze principes. 

Petrus noemt de leiding de oudsten, en de overige leden de jongeren. Hiermee vergelijkt dus ook Petrus de gemeenteleiding met de oudste broers, en de overige leden met de jongere broers van de familie. 

Nadat Petrus vertelt hoe oudsten en ‘jongeren’, met elkaar om moeten gaan, stelt hij nadrukkelijk dat iedereen, oudste broer of jongere broer, nederig moet zijn ten opzichte van de ander. De jongere broers, de niet-leiders moeten zich nederig opstellen ten opzichte van de oudsten, de leiders. Maar deze oudste broers moeten ook nederig zijn ten opzichte van de jongere broers. 

Petrus stelt vervolgens dat wie zich niet nederig ten opzichte van de ander opstelt, zich in feite ook niet aan God onderwerpt. Deze waarheid geldt zowel voor de oudsten, de oudste broers, als voor de ‘jongeren’, de jongere broers in de gemeente. 

Kenmerken van overheersing in gemeenten of christelijke bewegingen
Diep in het hart van ieder mens huist na de zondeval een verlangen naar macht en geld. Het verlangen naar macht is een door de duivel geïnspireerde compensatie voor het verlies van heerschappij over de schepping als gevolg van de zonde. 

Heerszucht en financiële uitbuiting zijn daarom valkuilen waar iedere gelovige alert op moet blijven, vooral als hij een leiderschapsfunctie vervult. De bijbel waarschuwt ons herhaaldelijk tegen de neiging om onze positie in het koninkrijk van God te gebruiken voor het bouwen en financieren van ons eigen koninkrijk of machtspositie. Wij hebben een poort voor heerszucht of uitbuiting openstaan als één of meer van de volgende kenmerken aanwezig zijn in onze gemeente of bediening. 

1) Het in zulke mate beslag leggen op de tijd, energie en geld van de leden dat zij geen ruimte hebben nog iets te geven aan zaken die de Heer hen Zelf op het hart legt. 

2) Wanneer er van de leden een grotere toewijding aan de gemeente of haar leiders wordt geëist dan aan de eigen familie. 

3) Wanneer leiders de leden vooral beschouwen als wapen- en waterdragers, die de leiders met hun tijd, energie en geld moeten ondersteunen, in plaats van dat zij de leden toerusten en aanmoedigen om zelf vanuit Gods kracht te bedienen.(Efeze 4:11-15). 

4) Als de leden geen eigen visie voor hun leven en bediening mogen ontwikkelen, maar alleen de visie van de leiding mogen overnemen en ondersteunen. 

5) Wanneer leiders zich bedreigd voelen door talentrijke of gezalfde leden en hen onderdrukken, kleineren, of aan de kant schuiven in plaats van hen te bevestigen en te zegenen. 

6) Wanneer leden niet volwassen worden en leren om zelf geestelijke autoriteit in hun leven te ontwikkelen, maar afhankelijk blijven van profetieën en zegeningen van leiders of gezalfde mannen of vrouwen van God. Een dergelijk onvolwassenheid is overigens lang niet altijd alleen de schuld van leiders. Vele gelovigen weigeren op te groeien en kiezen ervoor afhankelijk te zijn van leiders of andere gezalfde personen. 

7) Wanneer leiders zo’n grote nadruk leggen op het feit dat je de ‘gezalfde des Heren’ niet mag aanraken, dat zij niet open staan voor waarschuwingen of correctie van ‘gewone’ leden, ook al komen die voort uit een zuiver hart en een geest van onderscheid. Ook kunnen leiders net zo goed worden geïnspireerd door een Izebel geest als niet-leiders. 

8) Wanneer leiders menen dat zij geen verantwoording voor andere mensen hoeven af te leggen, omdat zij alleen verantwoording afleggen voor God; of als zij geen beperkingen van hun geestelijk gezag aanvaarden. 

9) Als leiders de persoonlijke grenzen van de leden niet erkennen, maar zich vergaand in de persoonlijke levenssfeer van de leden mengen. 

10) Een grote nadruk op symbolen van status en belangrijkheid, zoals bijzondere aanspreektitels; ereplaatsen op conferenties; VIP kamers, e.d. (Mattheüs 23:6-12). 

Conclusie
Christelijke kerken of groepen zijn geen ministaten en evenmin bedrijven. De gemeente is een familie met relaties van wederzijds respect en communicatie. De hiërarchie in de gemeente is niet tussen koningen en onderdanen en ook niet tussen directeuren en ondergeschikten. De rol, voorrechten en verantwoordelijkheden van de oudste zoon in een oudtestamentische familie vormt het bijbelse model voor geestelijk leiderschap. 


 
Cora & Jan-Willem Bakker

J.W.A. Bakker. Kingdom Rule Ministries. ©2006. www.kingdomrule.org 
Overname of vermenigvuldiging van dit artikel slechts met toestemming auteur en bronmelding.

 

 Informeer een kennis over dit artikel!

Vul hier het e-mailadres van de ontvanger in:
                  

Actueel[toon alles]
Activiteiten[toon alles]